Het boeren-bedrijf omstreeks 1700
De beschrijving van een boeren bedrijf is goed mogelijk aan de hand van
concrete voorbeelden.
De boerderij "Sopsum" onder Achlum
was in de 18e eeuw bezit van vier generaties Hibma.
Uit die tijd (tussen 1697 en 1824) is de financiele administratie
bewaard gebleven in een "skriuwboek".
Deze dokumenten zijn geanalyseerd en gepubliceerd door
van der Meer (2001).
Het dorp Achlum ligt 6 km ten zuid-westen van Franeker.
De plaats Sopsum (stem 21), ongeveer 85 pm groot,
ligt ongeveer 2.5 km ten zuiden van het dorp Herbaijum.
De eerste deel eigenaar was Wybe Pyters,
de eerste vol eigenaar Jan Wybes.
Jan Wybes begint het skriuwboek in 1697.
Maar over het boerenbedrijf zijn er natuurlijk vele andere bronnen,
zoals het werk van Spahr van der Hoek (1952) over de Friese Landbouw.
Taakverdeling.
De taken binnen een boerderij waren duidelijk verdeeld.
De boer deed, met zijn knechten, het land:
het verbouwen van gewassen (ploegen, zaaien, oogsten, etc.),
het gras maaien en hooien, dus in het algemeen het zware werk.
Daarvoor had men ploegen, wagens, e.d., en paarden.
Het koren werd gezaaid en een "loopen"
(21 liter, zie onder bij inkomen) graan was genoeg voor
één pm.
Als het rijp was werd het gemaaid, in schoven gebonden,
op het land te drogen gezet,
tenslotte in de schuur opgeslagen en dan gedorst.
Soms ook werd het op een grote doek direkt op het land gedorst.
|
Het gras moest gemaaid worden,
dan drogen op het land en "gekeerd" worden,
soms ook drogen op "ruiters".
Daarna kwam het hooi op de hooizolder boven de koeiestal.
Foto ruiters: HdB.
|
|
|
De boerin deed, met haar meiden, de tuin:
de groente- en fruitteelt, het conserveren,
de zorg voor kippen e.d. (eieren rapen, slachten).
Ook deed zij het melken.
|
|
De koeien werden 's zomers buiten gemolken en de melk moest
naar de boerderij gedragen worden.
|
|
Dan de melk karnen in de karnton;
dat gebeurde in de melk- en karnkelder.
Vanaf midden 17e eeuw is die meestal onder het woonhuis.
|
|
De melk werd gebruikt, in het dorp verkocht,
of ook op de weekmarkten van de nabij gelegen steden verhandeld.
|
Personeel.
Voor al deze taken was er, bij grotere plaatsen, dus hulp nodig.
Dit personeel werd ingedeeld met aan functie en rang gerelateerde namen.
Het aangegeven loon (in carolusguldens) is een gemiddelde,
zoals in 1725-1745 op Sopsum betaald werd.
grutfeint | bovenknecht | 90 cg |
feint | knecht | 80 cg |
jonge | jongen | 20 cg |
grutfaam | bovenmeid | 40 cg |
faam | meid | 20 cg |
ûnderfaam | ondermeid | 15 cg |
lytsfaam | kleine meid | 5 cg |
Het loon was natuurlijk ook gebaseerd op leeftijd en ervaring;
als men langer bleef werd het loon ook hoger.
Verder voorzag de boer ook wel kleding;
soms werden zulke extras bij de werkovereenkomst speciaal uitgesloten.
De feinten en faamen zullen ook meegegeten hebben.
Tenslotte, om te vergelijken,
de waarde van deze boerderij lag in deze jaren tussen de 2000 en 3000 cg.
Gereedschap en boedel.
Voor het boerenbedrijf zijn werktuigen nodig.
De hoeveelheid werktuigen van de boer is, in het algemeen, niet groot.
Ook de levende have is niet groot.
Dit kan geillustreerd worden uit de aangekondiging van twee veilingen
(Leeuwarder Corant van 27-03-1762).
De boedeels worden geveild door de "Boedelontvanger"
Johannes Hoitsma op het Bildt
(hij was dorpsrechter van Vrouwenparochie en had de functie van
Boedelontvanger van het Bildt van 1759-1762).
J. HOITSMA, gedenkt den 11 Maart 1762 op tien uuren,
ten Sterfhuize van HINDRIK DIRKS te Vrouwen gebuurte,
op ordinaris Boel articulen van 't Bildt te verkopen: 1 Voolmerry,
10 à 12 Hoorn-beesten, 10 Schapen, 1 Wagen, Chaife, Snybank,
Keern, Keernmolen, 1 Wyne, Kopere Emmers, Ketel, Mouden,
en verdere Koemelkers Greedschappen, sampt huisgeraden en Imboelen,
Mans- en Vrouwenklederen. En
Donderdag den 1 April 1762 op negen uuren ten Huize
van JELTE HENDRIKS aan de Oude Dijk onder Jacobi-Parochie:
6 à 7 Peerden, 8 à 10 Koeijen, 5 à 6 Schapen,
1 Winter Varken, 3 beslagen Wagens,
1 Rol, Ploeg, Eggen, Keern, Vaten, en wat verder tot de Bouw- en Koemelkerij
behoort; voorts Huis geraden, een Party Vrouwen Klederen,
en 4 à 500 Ponden Spek.
|
Landbouwprodukten.
In de landbouw teelde men granen (haver, tarwe, winterkoren),
diverse soorten erwten en bonen zowel als vlas.
Er wordt ook koolzaad verbouwd.
De gewassen werden over de percelen gerouleerd.
Aardappels werden later in de 18e eeuw ook gepoot.
Graan wordt aan molenaars en/of gortmakers, aan bakkers
en aan opkopers verkocht.
Ook wordt graan aan andere boeren geleverd, kennelijk als zaadgoed.
= Skriuwboek (Liemterp, Menaldum 1699):
"Met Marten Gabes, backer [in Menaldum] gereekent en ten eeijnde
reekeninge bevonden dat wij noch te goede hadden twee loopen rogge,
't loopen veertien broden op de kerfstok te verhalen".
[1 loopen = 21.6 liter]
Bonen en erwten worden prive verkocht
maar ook aan opkopers en transpoteurs, die soms met de praam langskomen
om ze in de steden verder te verkopen.
= Skriuwboek (Sopsum, Achlum 1710):
"Den 19 nowember geleevert aen een Hessel Durcks, praemschuijver
toe Kemswaert, acht loopen boonen, 't loopen 3 cg 12 st."
Produkten uit de tuin.
Natuurlijk werden kippen gehouden
en wellicht ander pluimvee zoals parelhoenders, ganzen of pauwen.
Er worden af en toe appels verkocht, en wortels.
Ook een enkele keer een gans.
Het vee.
In Friesland werd als vee gehouden: koeien, schapen, en geiten.
Koeien waren nog niet van een speciaal ras of soort,
maar de meesten waren vaal van kleur of bruin-bont (zie de stier van Potter).
De koeien werden 's zomers op het land gemolken,
in de winter waren ze op stal.
|
|
Kaas en boter wordt prive maar ook aan opkopers verkocht.
Koeienhuiden aan de schoenmaker.
Een enkele keer wordt de verkoop van vlees gemeld.
= Skriuwboek (Sopsum, Achlum 1727):
"Geleverd aen de Grietman Goslingh achttien pondt kalveflees,
't pond 2 st., soma 36 st. = 1 cg en 16 st."
Soms worden kalveren en ook koeien verkocht,
ook wel met betaling "in natura".
= Skriuwboek (Sopsum, Achlum 1714):
"Een enterbolle vercogt en gelevert aen Pijtter Sijmens,
mr smijd toe Achlum,
en Meijnnert Meijnnerts, mr waagenmaaker toe Achlum, soo te samen waervan de
helft van Meijnert Meijnnerts is ontfangen en betaalt met 10 cg.
En de smijd sal ons oude ploegijserwerk, dat goed is,
weer aen een nijeuw ploege make.
En dat niet goed is, sal hij nijeuw voor maake en soo geheel op make
en dan noch toe hebbe (te weeten hij) 1 cg van 20 st."
In de 18de eeuw zijn er enkele
veepest epidemieën.
Boeren moesten voor hooi voor het vee zorgen,
dus moest er genoeg hooiland zijn.
Het hangt elk jaar van het weer af hoeveel hooi gemaakt kan worden.
= Skriuwboek (Sopsum, Achlum 1728):
"Drie weeken en de tweede dagh ma maeij begonnen wij te maeijen en
seeven weeken na Maeij 't hoeij tuis, maer doe broeijde het te hard."
Bovendien moeten de koeien vanaf het voorjaar weer grazen.
Sommige boeren speculeerden op krapte bij anderen om eigen hooi-overschotten
duur te verkopen.
Ook werd er hooi naar Holland geexporteerd voor de vele paarden daar.
Schapen werden meestal in kleine aantallen gehouden.
Voor het dekken door een ram wordt betaald.
= Skriuwboek (Liemterp, Menaldum 1700):
"Menne Wijtses komt noch twee schellingen van dat ons schapen
bij sijn ram hebben geweest in de herfst 1699".
Varkens komen ook voor.
Af en toe wordt een big verkocht of ook een heel levend of geslacht varken.
= Skriuwboek (Sopsum, Achlum 1726):
"Den 21 janwarius geleevert aen Cornelis Entes toe Gelterp een ram
met een schap en een gans te saamen vor 7 cg 18 st."
Verdere produkten
Mest.
Bijna alle boeren hadden vee, ook vanwege de mest.
De landbouwgronden (vooral die in de zandstreken) hadden mest nodig
om voldoende produktie te verzekeren.
Mest was, als het ware, een belangrijk produkt.
Het kon dan ook verkocht worden.
Mest werd vaak ook naar Holland gexporteerd
(via de havens van Harlingen en Stavoren).
Kennelijk om de landbouwproduktie in Friesland op peil te houden
vaardigen de Staaten regelmatig verboden op de export van mest uit.
Paarden.
Elke boerderij had paarden voor het werk.
Paarden moesten dus ook gefokt worden. Ook hier grepen de Staaten vaak in.
Voor het dekken moesten alleen goedgekeurde hengsten gebruikt worden.
Vee.
De koeien kregen kalveren en er werd dus ook in vee gehandeld.
Het verkopen gebeurde op de plaatselijke markten
maar vooral werd daarvoor de wekelijkse veemarkt in Leeuwarden uitgezocht.
Inkomen.
Voor 1729 heeft van der Meer uitgerekend welk deel van de plaats met
welke gewassen verbouwd was en wat de opbrengst in
"ljippen per plusmiet" = loopen per pondemaat
(een ljippen = 21.6 liter en een plusmiet = 36.8 are).
Dus 1 lj/pm = 58 l/ha.
Haver | Tarwe | Erwten/Bonen | Winterkoren | |
15 | 34 | 27 | 24 | % |
16 | 11 | 5 | 22 | lj/pm |
Behalve de grote hoeveelheden granen en bonen
werd er af en toe een koubeest of wat schapen verkocht,
soms hooi (zie boven).
Ook werden regelmatig boter en appels verkocht.
Het bruto inkomen van Sopsum over de jaren 1702-1735 varieerde
van jaar tot jaar tussen 350 en 1000 carolusguldens.
Een gemiddelde is ongeveer 550 cg.
De loonkosten stegen over die periode van 80 naar 170 cg.
Het grootste deel van het loon (ongeveer 5/6) ging naar de feinten.
|