Veepest in de 18de eeuw

Vee heeft altijd ziektes gehad. Soms waren de ziektes zo erg, dat veel vee stierf. Kwam de ziekte plotseling en stierf er veel, dan sprak men van "veepest" (ook al was het niet pest in de strikte zin).

Epidemien waren er in 1713-14, 1745-46, 1765-1768. Bij de epidemie van 1745 stierven ongeveer 135.000 van de 160.000 koeien in Friesland. Maar ook in Groningen was er grote veesterfte. Sommige boeren verloren al het vee, andere weer helemaal niets. In de landbouwstreken, waar de boeren vaak 5 tot 15 koeien hielden, viel de sterfte vaak mee. In 1719 lijkt Sopsum, een boerderij waarvan dagboeken in de vorm van een "Skriuwboek" (van der Meer, 2001) bewaard gebleven zijn, aanvankelijk gespaard te blijven. Maar in 1719 meldt de eerste auteur van het Skriuwboek van zijn 16 koubeesten slechts 2 rieren en een oude koe overgehouden te hebben. Sommige boeren veranderden delen van hun weiland in bouwland.

Veesterfte, afbeelding uit 1745

Veesterfte van 1745 afgebeeld door Jan Smit (1745). Te zien zijn wanhopige boeren, zieke en dode koeien, burgers die met de koets komen kijken (ramptoerisme), en op de achtergrond boeren die kuilen graven om dode beesten te begraven.

Detail van het midden van de prent: koeien begraven.

Dood vee, detail prent uit 1745

De Staten van Friesland namen (bij voorbeeld in 1745) maatregelen ter voorkoming van de verdere verspreiding der ziekte en er kwam een financieële compensatie voor getroffen boeren. Voor de bepaling van de compensatie werden lijsten van gestorven koebeesten opgesteld. Van de veepest 1745 in West Dongeradeel zijn de lijsten bewaard gebleven en uitgewerkt door P. de Haan. Uit zijn tekst:

" In totaal zouden in de periode rond 1745 alleen al in Fryslân ongeveer 100.000 stuks vee verloren gaan. In Dantumadeel betrof het 2950 stuks, Kollumerland 2559, Ferwerderadeel 2503 en Oostdongeradeel 2338 stuks. De boeren in Westdongeradeel waren aanzienlijk gelukkiger, zij verloren "slechts" 1558 stuks. De stad Dokkum met z'n stadsboeren verloor een 100 stuks vee. [...]
   De financieële maatregelen waren:
1. Het hoorngeld over mei 1745 tot mei 1746 werd niet gevorderd en het hoorngeld voor tussen 1 november 1744 en 1 mei 1745 gestorven vee werd kwijtgescholden.
2. De reductie van belastingen, om remisse (betaling) van de huur mogelijk te maken.
3. Vrijstelling van een bepaalde belasting voor hen die op eigenland 2/3 van hun vee hadden verloren, en kwijtschelding van het opbrengen van personele belasting voor wie onder ede verklaarde die niet te kunnen betalen.
4. Een remisse van 1 landsfloreen voor één jaar met als waarde:
1 floreen = 1 koe of 2 rieren of 4 hokkelingen. Had men b.v. 1 koe en 1 rier en 1 hokkeling verloren dan werd dat gerekend als: 1 + 1/2 + 1/4 = 1 3/4 koe = 1 3/4 floreen. Voor diegenen die geen floreenbelasting betaalden, was er een douceur (gift in geld) ter waarde van 1 floreen = 2 ducaten. Bij het eerdere voorbeeld van 1 3/4 koe = 1 3/4 floreen zou dat betekenen een uitkering van 1 3/4 x 2 = 3 1/2 ducaat.
   De waarde van een ducaat bedroeg: 6 car. gl. 6 stuivers. Het komt ook voor dat er korting is op de floreenbelasting en tevens een betaling in ducaten.
   Om deze maatregelen te kunnen toepassen was het belangrijk dat het aantal aan de veepest gestorven stuks vee per eigenaar nauwkeurig bijgehouden werd. Het moge duidelijk zijn dat al de getroffen eigenaren hier volledig aan meewerkten en hun gegevens zo gauw mogelijk door de dorpsrechter, de ontvanger of de schoolmeester lieten optekenen. Veel van deze gegevens zijn verloren gegaan maar van de voormalige gemeente Westdongeradeel zijn per dorp veel lijsten van eigenaren en hun aantallen gestorven vee bewaard gebleven, zei het dat deze lijsten soms in slechte staat zijn. "

Bij meerdere voorouders is het optreden van veesterfte in 1745 gedocumenteerd. Dat zijn in Ternaard (West Dongeradeel lijst): Cornelis Pyters, Durk Beerts, Nanne Lieuwes, en Lieuwe Marks. Onder Holwerd: Janke Montes en P.de Adam, In Franekeradeel weten we het van Jan Wybes, Atte Claesen. In Groningen verloor Samuel Peter al zijn vee.

Koeien die herstelden, kregen de ziekte later soms wel weer maar lang niet zo ernstig.

Een van de gevolgen van de veepest was, dat het aan jongvee voor de fok ontbrak. Dit vee werd uit verre streken aangevuld, met name uit Denemarken. Het heeft betekend, dat het vaal wit/gele of roodbonte vee van Noord Nederland en Holland (links, de stier van Potter) geleidelijk aan verdween en door zwart-bont vee (rechts, Fries stamboekvee) vervangen werd.

 

Bronnen

de Haan, P., 2008. De veepestregisters uit 1745 van Westdongeradeel, zie http://www.angelfire.com/vt/sneuper/Sneuper89Veepest1745.htm
van der Meer, P.L.G., 2001. "Opkomst en ûndergong fan in boerebedriuw ûnder Achlum - De famylje Hibma, 1697-1824". Fryske Akademie, Ljouwert
Smit, J., 1745. "Gods slaandehand over Nederland, door pest-siekte onder het rund vee"; Amsterdam: Steeve van Esveldt
Spahr van der Hoek, J.J., 1952. "Geschiedenis van de Friesche Landbouw". Uitg. Friesche Maatschappij van Landbouw, Laverman, Drachten

(2012.02.13)   ks-veepest.html