Arnoldus Böttichius (*~1608) en Hendrickien van Selbach (*~1610)

Voor de tekst hieronder is uitgebreid gebruik gemaakt van de gegevens in het boekje "Hervormde Gemeente Zuidlaren - 400 jaar" (Terburg et. al; 2001) en van "Geschiedenis van Drenthe" (GD).

Arnoldus Böttichius komt vermoedelijk uit Schüttorf (Grfs. Bentheim). De kerkregisters van Schüttorf uit die tijd zijn niet bewaard gebleven.  

 
De kerk van Zuidlaren met de "Herendeur" in het koor.

Hij studeerde waarschijnlijk aan de theologische school in het graafschap Bentheim. In 1630 werd Arnoldus conrector in Meppel aan de daar net met gereformeerde snit opgerichtte latijnse school (de Jong, in GD, p.310). Zijn broer was predikant geworden in Cropswolde, net aan de oostkant van het Zuidlaarder Meer.

Hendrickien van Selbach was dochter van Johan van Selbach, bewoner van het huis Laarwoud te Zuidlaren, die ette in het dingspil Oostermoer was.

Website van het Drents Archief: De kerk van Zuidlaren en toren dateren uit de 13e eeuw. In het begin van de 17e eeuw verkeerde het gebouw in een slechte toestand. Ds. Wirichius klaagde in 1603 dat hij bij regen geen dienst in de kerk kon houden.  In 1622 berichtten de visitatoren dat de kerk geen dak, geen zolder en geen tafel had. Men zat op oude balken en het koor was geheel vervallen.

Toen Arnoldus Böttichius in 1632 als predikant in Zuidlaren benoemd werd trof hij een desolate kerk aan: gaten in het dak, geen kerkbanken, weinig gelovigen.


Kaart van Drenthe, deel Zuidlaren en Cropswolde (Peynacker 1635).

Drenthe sterk verarmd, Drenten onkerks
Veel bewoners van Drenthe waren in die jaren van oorlog (1568-1598) naar veiliger streken getrokken, vanuit Zuidlaren vooral naar de veenstreek van Kropswolde.
Met een plakaat van 10 mei 1598 had de nieuwe stadhouder, Willem Lodewijk van Nassau, de reformatie "opgelegd". De pastoors moesten binnen drie weken hun functie opgeven, tenzij ze na gebleken geschiktheid door de "kerkvoegden en oldsten" als predikant werden benoemd. Helaas waren veel pastoors "onerbowt ende qualic belesen". De bevolking stond ook nogal onverschillig tegenover de reformatie (ze hadden andere zorgen). Het zoeken naar predikanten ging niet van een leien dakje. Predikanten werden buiten Drenthe gezocht, vooral in Friesland maar ook in het graafschap Bentheim, alwaar door de protestantse graaf van Bentheim een theologische school was opgericht (theologische school in Schüttorf).

De eerste predikanten van Zuidlaren hielden het niet lang vol. In 1601 werd Johannes Crusius benoemd. Hij moest 3x examen afleggen voordat men hem accepteerde; helaas stierf hij al in 1602. In 1603 werd Johannes Wirichius (uit Siegen, Nassau) benoemd. Enkele jaren is men tevreden, ook de kerkvoogd Johan van Selbach, maar dan zijn er problemen. Hij wordt tijdelijk van de dienst ontheven, dan weer toegelaten. Er komt een ruzie met gooien en een mes met kerkvoogd van Selbach en dan wordt Wirichius in 1629 definitief afgezet. In 1630 werd Johannes Cuperus (oorspronkelijk van Dillenburg) uit Gasselte beroepen. Maar ook hij had ruzies gemaakt en bleek (volgens de afgezette Wirichius) over overspel gelogen te hebben, en werd afgezet.

Deze en dergelijke toestanden waren in Drenthe tamelijk gewoon. In enkele dorpen waren de kerkvoogden niet eens lidmaat van de kerk, in vele dorpen had de kerk geen avondmaal beker, een bijbel op de kansel was een uitzondering, varkens wroetten op kerkhoven. Soms werd de preek gehouden en bleken slechts de familieleden van de predikant aanwezig te zijn. Zelfs werd in 1626 de kerk van Zuidlaren door soldaten van Gedeputeerde Staten van Groningen bezet (de Jong, in GD, p.314). In die tijd hadden de legers van de spaanse koning delen van Overijssel veroverd gemaakt en de noordelijke gewesten voelden zich bedreigd. In de kerk werd toen van alles getimmerd, er werd gekookt, gesmookt, geschreeuwd en goddeloos gehandeld.

In 1632 is Arnoldus Böttichius als predikant te Zuidlaren beroepen. Hij was toen 24 jaar oud. Na zijn studie aan de theologieschool in Schüttorf was hij twee jaar "conrector" in Meppel geweest. Bij zijn aantreden had de kerk 10 lidmaten op een bevolking van ongeveer 450.

Handtekeningen onder het verslag van de eerste vergadering van de kerkeraard te Zuidlaren. Arnoldus (met zijn paraaf), dan schoonvader Johan van Selbach, en de twee andere deelnemers.

Arnoldus pakte de zaken serieus aan. Hij legde doop- en trouwboeken aan, begon een register van lidmaten, deed de administratie van de bezittingen van de kerk (land en huizen waaruit inkomsten kwamen; in 1632 was dat 303 gulden) en maakte ernst met doop en avondmaal. Sinds zijn aantreden zijn er ordelijke kerkregisters. Hij stelt een kerkeraad in en hij zorgt voor fatsoenlijk meubilair.
Arnoldus begint diaconie werk. In het eerste bericht van 1632 heeft hij wat inkomsten uit "Warphum en Adewert" en hij geeft ter ondersteuning wat geld aan een "verbrande man van Dwingelo", een "vrouwe met kleine kinder negen stuiver" en een

Links: Gedenksteen 1648 voor de herbouw van het dak van het koor van de kerk te Zuidlaren.
Rechts: de kroonsteen van het gewelf.

"sekere verdrevene predicant vijf en twintig stuiver".

Arnoldus trouwde met Hendrickien van Selbach hetgeen zeker de steun voor zijn werk van de kant van een van de kerkvoogden (zijn schoonvader Johan van Selbach, de Heer van Laarwoud) opleverde.

Kinderen te Zuidlaren:  Niessien 1. x ds. L.Huisinghe (predikant te Zuidlaren, +1666), 2. x te Zuidlaren 1674 met Hindrik Laurents Lenting uit De Groeve,  Jantien (x ds. Hemsing),  Johannes (studie in Groningen, wordt Ette van het Zuidenveld; x Maria Brachtesende).

Eindelijk werd in 1648 (het jaar van de Vrede van Münster) het dak van het koor hersteld, er kwam een sluitsteen met dat jaartal en het heugelijke feit werd met een gedenksteen gememoreerd (zwager Roelof van Selbach was een van de kerkvoogden). Er kwamen glas-in-lood ramen in het koor, geschonken door de predikanten van de classis Assen.


Afgesleten grafsteen voor Arnoldus en Hendrickien in het koor van de kerk, 1667.


Herendeur in het koor van de kerk te Zuidlaren. De grafsteen heeft lang voor deze deur gelegen en is daardoor erg afgesleten.

Arnoldus overleed in 1649.
Ds. Huisinghe (na de dood van Arnoldus in 1649 naar Zuidlaren beroepen) maakte in 1652 een lijst van alle nieuwe lidmaten van de kerk. Daarin staan: nr. 31 Niesjen Botthichia, Nr. 153 Jantjen Bottichia en nr. 190 Joannes Bottichius. Vermoedelijk vulde hij de lijst in de loop van de jaren steeds aan (tot 1666).

Hendrickien moest op 30-10-1651 bij de Etstoel (deel 15, p.60) de verkoop van onroerend goed regelen. "Verzoeker: Hinrickjen van Selbach, weduwe van Arnoldus Böttichius, in leven predikant te Zuidlaren als voogdes over haar vier minderjarige kinderen". (Er waren er dus vier, we kennen slechts van drie de namen, denkelijk is er een vroeg overleden.)
Hendrickien is ook in de Schultengerechten (12-06-1654 nr.264) genoemd.
Hinrickjen overleed in 1667 te Zuidlaren, in het kerkboek opgeschreven door haar neef, ds. Johan van Selbach (zie onder).

De grafsteen van Arnoldus en Hendrickien lag drie honderd jaar voor de deur in het koor (zie foto kerk, boven), de deur waardoor de Heren van Laarwoud langs de kortste weg van hun huis in de kerk kwamen (zie foto: binnenkant). Bij de restauratie van 1972-74 is de steen in de rij oude grafstenen aan de westkant in het koor gelegd.

Arnoldus en Hendrickien zijn de stamouders van predikanten, ettes en schultes in Drenthe (zie Schrage 1985).

Na Arnoldus traden op als predikant: Jacobus de David, Ludolphus Huisinghe (Arnolds schoonzoon) en vanaf 1667 Johannes van Selbach (zie staatje onder). De avondmaalsbeker van de kerk van Zuidlaren (van ca. 1660) heeft de inscriptie: "Den kercken Beecker tot Zuid/Laeren Gemaeckt in der Tyt als / Lvdolphus Hvisinge predicant, Geert ter Rodengate, /Jan Hemsinghe, Harmen Mensinghe ende Albert Coops kerckvoogden waren" (zie homanfree: Rodengate, IIIb).
In 1672 trokken troepen van de bischop van Münster, Bernard van Galen ("Bommen Berend") op om Groningen te belegeren. Opnieuw werd Drenthe geteisterd door krijg (zie oorlog 1672). In de kerk van Zuidlaren werden het meubilair vernietigd, de glas-in-lood ramen ingegooid, de bijbel verwijderd. Na het herstel in 1674 werd nieuw meubilair aangeschaft, daaronder de "van Selbach bank", met het familie wapen. [ Op de grafsteen van Stephen van Selbach (zie in staatje rechts onder) prijkt het wapen ook, met de "ruiten" van Selbach in het eerste kwartier. ] 
In 1682 werd Willem Hemsing (Arnolds andere schoonzoon) als predikant van Vries naar Zuidlaren beroepen.

Familierelaties
in Zuidlaren

Johan van Selbach  (x Niessien Homans)
(Ette; kerkvoogd Z)

   | |   

Arnold Böttichius  
(predikant Z 1632-1649)

x   Hendrickien vS  

Roelof van Selbach
(Ette; kerkvoogd Z)

| |       |             |

Niessien Böttichius  x
Ludolphus Huisinghe
(predikant Z 1652-1666)

Johanna Böttichius   x
Wilhelmus Hemsing
(predikant Z 1682-1693)

Johan van Selbach         || Stephen  vS
(predikant Z                     met       
         1667-1681)          ||  grafsteen Z

GD = "Geschiedenis van Drenthe", 1985, J. Heringa e.a. (Red.)
Schrage, E.G.; "Böttichius - een predikanten- en schultenfamilie", in Ons Waardeel, 1985/3, p.112.
Terburg, H., Brink, H., & van der Kruk, G. "Hervormde Gemeente Zuidlaren - 400 jaar". Hervormd Kontakt, Jubileumuitgave, Zuidlaren (2001).   Voor uitleg in de kerk: dank aan de heren Zuidersma, Brink en Haan.

Terug naar de kwartierstaat van AB&HvS.

(2018.12.17)     eerste versie 2012.06.10   rh9753m.html