Drachten, begin 17de eeuw
Vanaf begin 17de eeuw was het vrede in de Zeven Verenigde Provincien.
De buitenlandse handel, de welvaart en de bevolking namen toe.
Het werd dus interessant (en vanuit Holland gezien noodzakelijk)
overal turf voor brandstof te winnen en woeste gronden te ontginnen.
In de streken ten zuid-oosten van Burgum/Bergum in Friesland
werd een begin gemaakt met de afgraving van het veen.
Op verschillende plekken ontstonden nederzettingen.
Kaart van Smallingerland 1702.
Atlas van Schotanus.
|
Een huis aan de Noorderdwarsvaart in Drachten, gebouwd 1714,
gesloopt 1974.
(Friesch Fotoarchief Nr.17987).
|
In 1641 werd door Passchier Hendriks Bolleman uit Den Haag
het contract ondertekend om (met andere investeerders)
op eigen kosten de Drachtster Vaart (verdieping van het riviertje de Drait)
en verdere vaarten te graven.
Hij kreeg daarvoor allerlei rechten.
Zo kwam hier de ontginning
(ontwatering door het graven van "wijken" en veenafgraving) op gang.
De meeste "wijken" ten oosten van Drachten werden naar
het zuid-westen uitgelijnd in de richting van Smalle Ee (zie kaart links).
Het lijkt of de vaarten op Kloosterkamp zijn gericht
maar nader onderzoek toonde aan dat dit niet zo is,
ze zijn gericht op een hoge zandkop bij Smalle Ee.
Er ontstonden nederzettingen
waaronder "Noorderdracht" en "Zuiderdracht"
langs het pad op de grens van laag- en hoogveen.
(Zie "Geschiedenis van Smallingerland"*, p.1-36).
|
In een dergelijke streek, waar alles in ontwikkeling was,
kon zeker goed verdiend worden aan de ontsluiting en aan handel.
De hier besproken personen zijn aktief in de beroepen
landmeter en
(laken)koopman.
De vrouwen zijn zeer duidelijk bij de handel betrokken.
De vrouwelijke lijn loopt van Eva Wisma
via Eva van Weperen en Bernardina Osinga
naar Eva Poppes (zie het kwartierblad RH658).
Jan Jans van Weeperen en Eva Wisma
Voor de ontsluiting en vergave van rechten (turf graven, daarna landbouw)
waren landmeters nodig.
Een van de landmeters was Jan Jans van We(e)peren.
Zijn achternaam duidt op zijn oorsprong
in "Weper(en)" boven Oosterwolde (Ooststellingwerf)
ten zuidoosten van Drachten.
Over de afkomst van Jan is verder niets bekend.
Over Eva haar vader, Hermannus Wisma(n), is nog te vinden:
"verbleef in de Indien" (Frysk Kertierstateboek 1996, p.146).
Er is in 1686 een huwelijk (gerecht Leeuwarden) van Johannes Hermanni Wisma
afkomstig van Oldeberkoop. Dat kan een broer van Eva Hermannus Wisma zijn.
Jan huwde voor 1682 met Eva Wisma(n).
Jan en Eva hebben zich in Noorderdracht gevestigd
(06-1681 met attestatie van Oldeberkoop).
Jan wordt op 01-02-1687 "Notaris publicus" te Drachten.
Zijn handtekening met veel krullen er onder
is aan een acte van 07-05-1691 (Inv.33 RA4382/2) ontleend.
Kinderen: 1682 Hermannes(+), 1684 Jan,
1686 Eva (1705 x Louwerentius Osingh uit Leeuwarden), 1689 Hermannus.
Dan overlijdt Eva.
In 1700 is Jan de wettelijke vertegenwoordiger van Nolckien van Heloma,
die deelgenoot was in de verveenersgroep
"Heeren Compagnons van de Rottevalle"
(zie Smellingera-land,
p.86).
Jan, notaris publicus, treedt in meerdere processen op, ten dele voert
hij ze voor zijn vrouw.
Jan zelf 31-10-1702 (Inv.23 RA 4372/2), Aucke Jansen Backer
houtkoper te Harlingen contra
Jan van Weperen Notaris Publicus Zuider Drachten;
Eva (met Jan) 06-11-1714 (Inv.23 RA 4372/2), Eva Wisman gesterkt
met Nots Jan van Weperen haar man contra Wyger Lammerts
(ook dochter Eva procedeerde);
Jan 11-07-1723 (Inv.24 RA 4373/1),
Aucke Gerrits Mr Schuitemaker te Noorderdrachten
contra Jan van Weperen Nots Publ te Zuider Drachten.
19-05-1733 (Inv.24 RA 4373/3),
Dirk Haeres van Rottevalle contra
De Nots Jan van Weperen Drachten.
Zoon Jan wordt ook landmeter. Hij trouwt in 1707.
Louwerentius Osingh en Eva van Weperen
Louwerentius kwam uit Leeuwarden en was handelaar / "Coopman".
Het echtpaar krijgt voor zover bekend twee kinderen:
1705 Gerardus (trouwt later met Janke Ates Kooistra), en
1708 Bernardijna (trouwt later met Poppe Jans).
Ook Lourentius en Eva komen in meerdere processen bij het gerecht van
Smallingerland voor.
Eva (23-11-1706): Nicolaas Faber namens Tjamke Faber contra Eva van
Weperen vrouw van Laurentius Osinga.
Eva 06-11-1714 (Inv 23 RA4372/3),
Eva van Weperen gesterkt met Laurentius Osinga haar man
contra Wyger Lammerts van Drachten;
Eva, nu weduwe, 11-07-1723 (Inv.24 RA 4373/1), Eva van Weperen weduwe van Laurentius Osinga
contra Minnert Alberts als man en voogd van Maicke Ebes;
Eva weduwe 18-12-1725 (Inv.26 RA 4375/2), Eva van Weperen wed van Laurentius Osinga
contra Minnert Alberts en Maeike Aebes;
Eva 30-09-1727 (Inv.24 RA 4373/1): Eva van Weperen contra
Pieter Christoffels in Optwiezel (die in 1733 (weer) in Opeinde woont).
Louwrentius sterft in 1722, Eva na 30-09-1727 en voor 1731.
[ Over zoon Gerardus Osinga:
Hij trouwt 1732 met Janke Ates Kooistra,
dochter van boer Ate Rinnerts uit Oudega.
Hij hertrouwt 1743 met Magtilda Duursma.
Quotisatie 1749:
hij is "gequalificeerdt Coopman" te Drachten,
in huis 5 volwassenen en 3 kinderen;
aanslag 71-16-0, net iets minder dan die van zijn zuster Bernardina
en zwager Poppe Jans.
Op 17-01-1758 is er een akte vanwege hun kinderen
Ate, Eva, en Sjouckje Osinga (nadere toegangen Smallingerland). ]
08-05-1731 (Inv.26 RA 4375/2), Albert Minnerts van Dragten contra
Gerardus en Bernadina Osinga gesterkt met Pope Jans, erfgenamen van haar wijlen moeder Eva van Weperen.
Poope/Poppe Jans en Bernardina Lourentius Osinga
Poope Jans was zoon van Jan Popes, huur-boer in Noorderdrachten,
en Tzietske Ritserts.
Hij wordt welgesteld koopman in Zuider-Drachten.
Hun huwelijk is niet te vinden.
Kinderen: 1728 Eva, 1729 Jan, 173x? Ritske
(overlijdt 09-04-1779 als vrijgezel;
Gjalt Hendriks, man van Eva, wordt curator; Inv Sma 118 RA 4467/4),
1736 Wopke (naar Wopke Ritserts, die in 1724 kinderloos was overleden),
1738 Lutske,
1740 Tjitske (+), 1742 Lourencius, 1744 Tjitske, 1745 Haje (+), 1747 Haje.
In 1731 voeren Bernardina en haar broer Gerardus
(erfgenamen van wijlen moeder Eva van Weperen), gesterkt door Pope Jans,
een process tegen Albert Minnerts uit Dragten (Inv 26 RA4375/2).
In 1739 is Poope, samen met zijn neef Ritsert Wytses, curator over
de boedel van zijn oom Harcke Ritserts,
die in dat jaar kinderloos overleed en die de boerderij van zijn moeders vader
Ritsert Wytses had bedreven.
In 1748 werd Poppe door de burgerij als een der afgevaardigden naar Leeuwarden
gekozen (zie "Onrust").
Onrust in 1748 (elders ook het "Pachtersoproer" genoemd)
In vele grietenijen heeft de "landadel" in de 16e en 17e eeuw
door aankoop van land veel stemrechten vergaard.
Immers, het stemrecht was gekoppeld aan het bezit van een
"stemhebbende" plaats.
In Smallingerland had de familie Haersma (met hun stins in Oudega) zoveel
rechten vergaard, dat ze meer dan de helft van de "stemmen" bezat.
Bovendien waren familieleden Haersma al sinds 1625 Grietman van Smallingerland.
Dit alles leidde tot een opeenhoping van functies, vriendjespolitiek
en in feite "alleenheerschappij" in de grietenij.
De economische omstandigheden waren voor velen slecht geworden.
De veepest had vele boeren arm gemaakt en door de
strenge winter van 1740 waren de voedselprijzen sterk gestegen.
De belastingen bleken geleidelijk voor velen te zwaar.
In 1748 kwam het tot een uitbarsting
(er was vergelijkbare oproerigheid in, b.v., Groningen).
Op 27 en 28 mei werden in Smallingerland de huisjes vernield,
die de belastinggaarders (een gepacht beroep) voor beter toezicht
bij molens en havens hadden gebouwd.
In Drachten gooiden jongetjes steentjes tegen de ruiten en een sterke
boerenknecht sloeg dakpannen tot gruis zodat het gebint zichtbaar was.
Enkele dagen later, op 30 mei, vond een bijeenkomst in de onlangs gebouwde
Grote Kerk van Drachten plaats waar de burgerij besloot deel te nemen
aan een vergadering in "De Doelen" in Leeuwarden
om de in heel Friesland geuitte hervormingseisen kracht bij te zetten.
Er werd een comitee gevormd met
S. Fokkes, L. Fokkes en Auke Piers uit Noorderdrachten
en M. Radinga, Poppe Jans en Goitse Frankes uit Zuiderdrachten.
Men koos de gerechts-bijzitter Sytse Fokkes en de koopman
Poppe Jans als afgevaardigden.
Na deze bijeenkomst sloopte het volk de kettingen,
waarmee de molens in Drachten waren stilgelegd.
De besprekingen in Leeuwarden van vertegenwoordigers uit alle grietenijen
met Gedeputeerden en Stadhouder leverden wel iets op,
de belastinggaring werd niet langer verpacht en
de belastingen werden daarna door benoemde personen geind.
Sind die tijd zijn in Friesland de registers der belastingaanslagen
tamelijk compleet bewaard gebleven,
de "speciekohieren" en de "Reëelcohieren".
Maar de geringe verdere verbeteringen en de algehele ontevredenheid
tesamen met de nog steeds hoge belastingdruk
droegen zeker bij tot grote sympatie voor de latere partij
der "Patriotten".
Het oproer van 1748 was een opmaat voor de later vanuit
Frankrijk gestimuleerde
franse revolutie.
In Drachten worden dan gedetailleerde belastingregisters aangelegd
in de jaren 1750 t/m 1754 en in 1756. Daarna komt er weer de klad in.
De beschrijving van deze gebeurtenissen is (verkort) overgenomen
uit "Geschiedenis van Smallingerland", vSSvdH, p.24-25
en uit Vleer "Rare kostgangers ....." p.4 en p.41-42.
|
Uit de registers blijkt een en ander over het bezit van Poope Jans.
Reëelcohieren Noorderdrachten:
1746 Poope Jans bezit en gebruikt:
nr 117, een camp en 3 ackers boekweit
(huurwaarde f 22-10-0, belasting f 3-14-8);
nr 122, een camp land
(huurwaarde f 6-0-0, belasting f 1-10-0);
en nr 141, een camp land
(huurwaarde f 12-0-0, belasting f 3-0-0).
Hij bezit deze percelen nog in 1756.
Zuiderdrachten:
Bij de quotisatie van 1749 woont Poppe in Zuiderdrachten en is
"Coopman" met in het huis 4 volwassenen en 3 kinderen.
Hij wordt aangeslagen voor 72-4-0, een niet gering bedrag.
Uit de speciecohieren van Zuiderdrachten:
1748 1½ schoorsteen, 4 hoofden, 1 paard;
1751/52/53 "mindert de zoon die buitenlants is trokken -
één hooft".
In 1743 wordt in Drachten de "Grote Kerk" gebouwd,
twee panden naast de winkel, aan de zuidkant van de vaart.
Pope en Bernardina kopen daar een "gestoelte"
(zie beschrijving boedel van dochter Eva en schoonzoon Gjalt).
In 1754 verhuist Poppe Jans met zijn vrouw Bernardina van huis 94
naar huis 111 in Zuiderdrachten.
Poppe is dan iets ouder dan 50 jaar.
Poppe overlijdt twee jaar later.
Na het overlijden van Poppe Jans wordt op 14-12-1756 Lyckele Fockes
(destijds ook lid van het Oproer-committee) curator over de boedel;
hij handelt de financiële zaken (debiteuren en crediteuren) af.
Het land in Noorderdrachten wordt dan verkocht.
Er was brand gesticht in het pakhuis van weduwe Bernardina Osinga in
de Zuider Drachten en de dader(s) zijn (nog steeds) onbekend.
Op 27 februari 1759 (Sma Inv 1, scan 6) wordt door het
Hof van Friesland te Leeuwarden een opsporingsbevel uitgevaardigd;
gearresteerden moeten verhoord worden en hun verklaringen en zijzelf
moeten naar het "gedemolieerde Blockhuis" (!)
in Leeuwarden gebracht worden.
Weduwe Bernardina blijft in huis 111 wonen.
Smallingerland 13-..-1764 (Inv.24 RA 4373/2)
Bernadina Osinga weduwe van wijlen coopman Poppe Jans contra
Tjeerd Douwes Boornbergum en Uble Jans curatoren van Japke Douwes.
Bernardina overlijdt in huis 111 in 1777.
Dan trekt dochter Eva met man Gjalt Hendriks in dat huis.
|
Zuidkade 17 in Drachten. (Foto MdBvT 2010.)
[Alleen het bovendeel van de voorgevel en de zijgevel zijn
nog uit de 18de eeuw.]
|
Gjalt Hendriks en Eva Poppes
Gjalt werd in 1747
door het Hof van Friesland beëdigd als landmeter.
Gjalt Hendriks was "lackencooper" in Noorderdrachten.
Gjalt verhuist (volgens de speciekohieren) met gezin in 1755
naar de Zuiderdrachten, naar het huis waar Pope Jans
de "lackenwinkel" aan de Zuidkade had (zie foto).
Voor veel meer over hun leven zie Gjalt en Eva.
Meerdere der kinderen van Gjalt en Eva (met name Hendrik, Wybe en Poppe)
nemen (al voor of in 1779) de achternaam Landmeter aan.
Drachten tot eine 18de eeuw
Zo veranderde Smallingerland met de tijd.
De bevolking groeide van ongeveer 3000 in 1689 naar 4300 in 1744
en daarna langzamer verder naar 4700 in 1796 en 5100 in 1815.
Het bestuurszwaartepunt verhuisde van Oudega (17de eeuw) via Opeinde (1816)
naar Drachten.
Het was er echter niet steeds welvarend want na de ontginning van de turf
bleven schrale gronden achter.
In 1714 leefde ongeveer 1/4 van de bevolking van de bedeling
(aan het einede van de eeuw was dat verbeterd tot 10%).
Volgens Bearn Lap waren in 1723 de
"promenades in de winter niet te bewandelen".
Omdat de bevolking en de handel toenamen werden die toen aan
de Noorder- en de Zuiderdracht verhard.
Men vond het in 1743 ook tijd voor een nieuwe "grote" kerk.
De kerkjes van Noorderdracht en van Zuiderdracht werden afgebroken en
de nieuwe pastorie komt tegenover de kerk aan de noordkant van de vaart
(na loting zo beslist; zuid de kerk, noord de pastorie).
In Smallingerland was ongeveer 1/4 van de bevolking doopsgezind,
ze hadden een "vermaning" in Rottevalle.
In 1796 waren er in Smallingerland 359 boerenbedrijven met een grootte tussen
de 1 en 150 hectare.
Daarvan waren 49 kleiner dan 5 ha, die van de keuterboeren en gardeniers.
Door de jaren nam dus de welvaart en de bevolking toe,
waar natuurlijk ook de handelaren profijt van hadden.
(Samengevat uit vSSvdH, p.41-50.)
|
Een deel van de gegevens is uit de archieven opgediept door Sj. de Boer.
Ook doorzocht hij de registers van het Gerecht.
vSSvdH = van Schaik, P., Spahr van der Hoek, J.J.,
Geschiedenis van Smallingerland; Fryske Akademy nr 503,
de Tille, Franeker
Smellingera-land - Proeve van een geakinde van de gemeente Smallingerland.
Uitgegeven ter gelegenheid van het driehonderdjarig bestaan van Drachten. 1641-1941, 2 delen.
Drukkerij Laverman N.V., Drachten, 1944
Vleer, W.T., 1961, Rare kostgangers in Opsterland en Smallingerland
door de eeuwen heen.
|