Het jonge Bildt.
Omstreeks 1505 begon de bedijking van de brede slibvlakte
van de oude Middelzee in het noorden van Friesland,
een zeearm die oorspronkelijk tot ver voorbij Leeuwarden
naar het zuiden reikte (zie ook "Hoogte op Kleur" hst.22+26).
Het was een investering in grond door de friese stadhouder,
de hertog van Saksen, met vooral hollandse investerreders,
ook omdat de landbouwgronden in Holland door inklinking vochtiger
en dus minder productief voor graan waren geworden.
Het werk werd vooral door mensen uit Holland gedaan,
waar een ervaren markt bestond van loonwerkers in landprojecten.
De eerste huur-boeren kwamen voor een groot deel uit Holland
later gevolgd door "kettingmigratie" (zie Kuiken 2003).
De nieuw bedijkte landen vielen onder de staat,
het waren in feite "domeinen",
direct onder keizer Karel V (later koning Philips II),
die dan ook de huuropbrengst kreeg.
In 1531 had de keizer grote oorlogsschulden, vooral bij de soldij,
zodat men besloot die schulden met een obligatie af te kopen,
met een perceel Bildtland (met de huur) als onderpand.
Toen de rente werd verhoogd naar 6 ¼ %
hapten meerdere Bildtmeiers zelf toe en kochten daarmee hun pacht af.
Het onmiddelijke gezag in Het Bildt was via de Rentmeester,
die spoedig ook Grietman was,
in handen van de keizerlijke of koninklijke Stadhouder in Friesland.
Het Bildt werd pas omstreeks 1600 een Grietenij, nadat de Nederlanden
onafhankelijk van Spanje waren geworden.
Ze vielen toen onder de Staten van Friesland.
In het bedijkte land onstonden kavels die elk de naam van een investeerder
of rechthebbende kregen.
Sommige kavels zijn later administratief samengevoegd.
De boerderijen waren meest lange gebouwen met het woon gedeelte
in een uiteinde.
Het land werd in (erf-)pacht uitgegeven met als doel het uiteindelijk
in eigendom over te dragen.
Er werd spoedig gehandeld in de huurrechten, vergelijkbaar met verkoop.
Het zou echter tot 1752 duren
(zie "inlossing")
voordat het land echt in eigendom van de boeren overging
(zie Sannes 1951 = GvhB).
|
Personen met de familienaam "van der Mey(e)" zijn in akten
die met Het Bildt te maken hebben vanaf 1527 te vinden.
Het is een van de weinige geslachten die vanaf dat begin met de
familienaam genoemd wordt.
Ze komen, zoals vele der andere families, uit Holland.
Wellicht komen ze uit de buurtschap Meye in het lage land
op de grens van de provincies Holland en Utrecht, 7 km NW van Woerden*.
De gegevens over de personen zijn overgenomen uit de publikatie van
Schutte en Brouwers (2009, kortweg GJ2009).
Aspekten die met het bestuur te maken hebben
komen uit de "Geschiedenis van Het Bildt"
(Sannes 1951).
|
Jan van der Mey en NN
Jan is vermoedelijk een van de mensen uit Holland,
die vanwege nieuwe mogelijkheden naar Het Bildt komt.
Is hij dan al getrouwd?
Hij wordt niet genoemd in de lijst van gebruikes 1515-1518
(Kuiken 2013, Bijlage 4).
Die eerste Hollanders en hun nakomelingen zullen het bestuur van Het Bildt
in de eerste honderd jaar domineren,
daaronder ook de familie van der Mey.
Kinderen: ? Maritge Vermeye, Frans,
Heyndrick, NN (x Cornelis Wissez).
Na de bedijking was Het Bildt ingedeeld in kavels, alle met eigen naam.
Ze werden enkele keren hermeten en soms ook samengevoegd.
Die namen zijn in onbruik geraakt.
Met de gegevens uit GvhB (I.p.19, p.55 en Bijl. III)
is de ligging der kavels te reconstrueren.
|
1527 (GJ2009): Jan van der Meye gebruikt 27 morgen 38 roeden
(dat is ongeveer 27 ha = 70 pm)
in de Pieter Schraertskavel te St.Annaparochie;
na een nieuwe landmeting (1536) is dat 29 morgen 123 roeden;
1544 heeft Cornelis Wissez (de schoonzoon?) daarvan 8 morgen 300 roeden
overgenomen;
1547 neemt zoon Heyndrick 7 morgen 511 roeden over
en in 1548 gebruikt de zoon alles.
De ligging van de plaats is te zien op het kaartje onder (bij Frans),
alwaar aan de Bildtdijk boven St.Annaparochie
"Cornet Hendrick van der Meye" te lezen is.
Deed Hendrick ook als aankomend soldaat legerdiensten?
Frans Jansz. en Claesge Daems
Frans is vanaf omstreeks 1535 boer aan de Bildtdijk onder
St.Annaparochie met boerderij op de hoek van de weg naar het dorp.
Hij blijft boer tot ongeveer 1590.
Claesge haar vader is vermoedelijk de Damas Claesz die in 1527
in de Pieter Scaerts cavel onder St.Annaparochie genoemd wordt als gebruiker,
in 1537 zijn het zijn kinderen (GvhB I).
Frans zijn vader Jan was ook boer in die cavel.
Er is echter in 1537 ook een Daem Cornelisz, onder St.Jacobiparochie.
Damas Claesz als vader is waarschijnlijker vanwege de spelling van de
voornaam, van het patronymicum, en van de naam van de tweede zoon, Damus,
zoals die in 1590 in een akte staat.
[In 1570 is Damus Fransz van der Meye boer aan de Bildtdijk
onder Vrouwenparochie.]
Allerheiligen 1570 vernielde een stormvloed de in 1505 voltooide 35 km
lange dijk van Het Bildt.
(Die stormvloed met springtij richtte overal in Friesland grote schade aan
en veel land overstroomde.)
Jan Jansz Coster, schoolmeester te St.Annaparochie,
tekende in opdracht een kaart
"van des Majesteits Biltlanden mitte Vuyttergorssinge
end van de Biltdijcken, zoe als dezelve deur de groote Inundatie
wechgevloeyt ende geramponeert waeren" (GvhB I.p.80).
Dus een kaart waarop de vele doorbraken in de Bildtdijk te zien zijn.
Bij elke boerderij is de naam van de gebruiker gezet.
Afgebeeld is een kopie uit 1877
(zie Tresoar).
De dorpen kregen na de reformatie ook namen die niet die
van een katholieke heilge waren, maar uiteindelijk bleven de oude in zwang.
St.Jacobiparochie = Wijngaarden, St.Annaporochie = Altoenae,
Vrouwenparochie = Kijfhuek.
|
1531 (GJ2009): Frans en Henrick van der Meye gebruiken elk 26 morgen in de
Baernt Buchokavel (zie kaart).
1536 is het (na de nieuwe landmeting) 24 morgen 38 roeden
behalve een "waterkreek" van 292 roeden.
1544 Frans van der Mey koopt de pacht af
tegen obligaties (Kuiken 2013, p.72).
1544 koopt Frans in de direkt ten westen gelegen Thomas Beuckelaerskavel
21 morgen over van Joest Jansz.
Ook gebruikt hij daar de 10 morgen 157 roeden die van Gillis Jacobs waren.
1554 gebruikt hij daar 30 morgen 238 roeden en vanaf 1566 daarbij
de 2 morgen van Maritgen Vermeye (zijn tante), zo ook nog in 1574.
Die percelen zijn in 1555 samengevoegd tot 31 morgen 157 roeden.
1554: Frans Jans Vermeye gebruikt de 8 morgen 345 roeden in
de Philips van der Doeskavel, verder naar het oosten onder St.Annaparochie,
land voordien door Cornelis Pieters gebruikt.
1574: Frans Jansz gebruikt ook 8 morgen in d'oude Maerschalcxkavel na het
overlijden van "Cornelisz Wissez Wed"
(vermoedelijk ook een tante); Cornelis was al meier in 1547 (Kuiken 2013).
Deel van de kaart van Het Bildt van 1570
met de boerderijen aan de dijk.
Frans Jansz van de Meye is daar
boer zoals ook familie van hem.
Het gat dat de storm van 1570 in de dijk bij zijn boerderij sloeg
is nogal groot geweest...
Hoeveel schade hij leed is niet bekend.
|
In 1542 wordt het land buiten de dijk,
het "gors" of het Buyten Bildt,
namens de keizer verpacht voor 5 jaar.
Vooral de boeren die hun bedrijf aan de Bildtdijk hebben huren dan dat land.
Daaronder zijn Marijcken van der Mey, Frans van der Mey,
en Hendrick van der Mey.
Op afstanden van 50 roeden waren loodrecht op de Bildtdijk sloten in de
nieuwe kwelder gegraven (zie kaart boven)
waardoor er vanaf de "Nyeuwe Zijl" naar het westen
"52 cavels" ontstonden,
elk verpacht voor 15 tot 24 cargld per kavel. (GvhB I, p.59.)
Alles met elkaar heeft Frans Jansz van der Mey
77 morgen oftewel 183 pm (~77 ha) in gebruik,
plus nog het land op het Buyten Bildt;
hij wordt met de jaren steeds meer een "here boer".
Hij moet dus heel veel knechten gehad hebben.
Bijna alle Bildt-boeren produceren graan.
Dit wordt met behulp van (doopsgezinde) familienetwerken
via Harlingen naar Holland verkocht voor het bierbrouwen in
Haarlem, Amsterdam en Leiden (Kuiken 2013).
Kinderen voor zover bekend:
Jan, Damus/Daem, (C/K)ornelis (deze 3 ook boer in Het Bildt),
Lenaert; en Neeltie?
Frans Jansz komt voor de belangen van de boeren op
(en daarbij natuurlijk zijn eigen) en als aanzienlijk persoon
krijgt hij zijn deel in het bestuur van Het Bildt.
Frans Jansz van der Mey
vervult in de loop van zijn leven vele functies.
In 1548 wordt hij voor het eerst genoemd als Bijzitter
(bij het "Gerecht", rechter en wethouder tegelijk)
voor het laatst in 1575.
In 1559 komt hij voor als "Volmacht" voor St.Annaparochie.
Men werd gekozen voor twee jaar maar herkiezen kon.
In 1575 is hij het nog.
In 1552 wordt gemeld dat Frans van der Meye te St.Annaparochie
over een harnas en ringkraag beschikt. Hij is één van de
22 in Het Bildt (Kuiken 2013, p.91).
Zie ook harnas.
Zijn broer Hendrick wordt in 1570 "cornet" genoemd
(zie boven bij vader Jan van der Meye).
In 1554 zendt de Rentmeester van Het Bildt een gezworen bode naar
enkele kerkvoogden, Cornelis Willemsz en Frans Jansz, "om saecken
alhier van geene noode te verhalen" (GvhB I.p.87).
Het gaat hier om het tegenhouden van "ketterij",
dus de reformatie naar voorbeeld van Luther, Menno Symons, en anderen.
Het jaar daarna gaat de overheid aktief op zoek naar mensen verdacht
van heresie en die worden gearresteerd.
Hoe Frans Jans hier over dacht is niet bekend.
Ter bevordering van de aanslibbing aan de kust legde men vanaf 1542
"dijkhoofden" aan.
Dat werd later groot aangepakt en in 1548 werden de dammen in totaal met
55 roeden verlengd (zie kaart 1570),
in een aanbesteding ten overstaan van de Grietman-Rentmeester
en zijn Bijzitters Cornelis Willems en Frans Jansz van der Mey (GvhB I.p73).
Na de Allerheiligenvloed van 1570 en de strenge vorst van december
waren de boeren er slecht aan toe: schade, het land zout, vee verdronken,
zaai en pootgoed beschadigd.
Gezamelijk verzoeken ze "zeer oetmoedelijck"
kwijtschelding van de pachten van 1570/71 en 1571/72
"elck nae advenant van den schade, die
zij geleden moeghen hebben".
Als volmachten van het hele Bildt in deze belangrijke zaak waren gekozen
Frans Jansz van der Mey, Pieter Corn. Bonte(man), Willem Stevensz
en Pieter Haerts, die ook het request ondertekenden.
Ondertussen had bijzitter Frans Jans van der Mey nog in 1570
namens "het Gerechte" een winterkade of kadijk laten aanleggen
in de dijkdoorbraken "ten eynde des voorz. Con.Majesteits meyers,
die tmeestendeel haere beesten ende vruchten verlooren hadden, haere landen
werderomme souden moeten besoemersayen ende alzo heure pachten
mettertijt betalen" (GvhB I.p.79ff).
In 1575 schenkt de koning aan St.Annaparochie het recht
twee keer per jaar een jaarmarkt te houden,
ook om na de Allerheiligenvloed de handel te bevorderen.
Het voorrecht kost 3 car.gld, te betalen aan de Rentmeester.
De volmachten Frans van der Mey en Pieter Cornelisz Bonte
voor St.Annaparochie en de andere volmachten voor de twee
andere dorpen verplichten zich deze 3 gulden jaarlijks in september
maandags na O.L.Vrouwen Geboorte te zullen betalen (GvhB I.p.110).
In 1590 procedeert hij nog als volmacht van St.Annaparochie
tegen gedeputeerde staten van Friesland.
|
Uit de akten die over andere zaken gaan:
1554 (GJ2009): Frans Jansz van der Mey en Claesge Damisdr te St.Annaparochie
kopen ~6 pm land te Beetgum van Pieter Dirckz voor 480 Ggld.
1564: Pieter Cornelisz Kuycken had zekere delicten begaan jegens Frans
Jansz van der Mey; hij moet 220 cargld boete betalen in 3 termijnen
(Quaclappen 5760 16692 blad 581).
1567-1578: akten over schulden.
1578: belasting f 6; Frans is bij de 23 hoogste,
de "bovenlaag" (Kuiken 2013, p.92).
1589 en 1590: Philippus Jacobs te St.Annaparochie procedeert uit naam van
zijn vrouw Neeltie en mede vanwege de jongste twee kinderen van
Adriaen Scheyff tegen Damus en Jan Fransz van der Mey;
opgehelderd moet worden
welk deel van de vordering Philippus toekomt en voor welk deel
Damus en Jan erfeganmen zijn van hun vader Frans Jansz van der Mey.
[Neeltie is waarschijnlijk Neeltie Jansz, zuster van Frans.]
Doodslag in St.Anna.
Nog een tijdsbeeld (zie GvhB I.p.78).
In 1573 is Lenert Fransz van der Mey (zoon van Frans en Claesge)
met anderen ten huize van Jacob Hayes, tavenier (tapper) te St.Annaparochie.
Ene Jacob Lenertz maakte daar ruzie met Lenert Fransz en het werd vechten.
Ende so die voorn. Jacob hem Lenert aenviell, hem op sijn lijff vallende,
hadde hij Lenert om hem zelven te defenderen den voorn. Jacob 2 wonden
in zijn rugge ofte daeromtrent gegeven, etc.,
waaraan Jacob helaas bezweken was.
Lenert Fransz vluchtte naar buiten de Provincie,
vrezende de wrekende arm der Justitie.
Na 4 jaar richtte hij een verzoekschrift tot de Koning om weer in Friesland
te mogen komen; dit wordt na ingewonnen advies van Stadhouder en
Raden in den Hove toegestaan en hem vergiffenis geschonken voor zijn doodslag.
Hij moet echter een boete betalen en ook de kosten van Justitie (Feb.1578).
De familie van het slachtoffer is echter niet tevreden
en in 1594-98 liep over deze zaak nog een process
(zie ook GJ2009, p.167, bij zoon Baertout).
[Moord werd toen anders behandeld dan nu....]
|
Sannes, H., 1951. "Geschiedenis van Het Bildt",
Deel I, II, en III. Uitg Wever, Franeker. =GvhB
Buwalda, H.S., 1964. "Aanvullingen op het eerste deel van
H.Sannes, GvhB"; Fryske Academie; p.18.
Kuiken, K., 2003. "Harlinger en Bildtsche
doopsgezinden. Kettingmigratie en elitevorming in Friesland
ca. 1600". De Vrije Fries 83, p.9-46.
Kuiken, K., 2013. "Het Bildt is geen eiland".
Ned. Agronomisch Hist. Inst.
Schutte O., Brouwers Y., Gen. Jierb. 2009.
"Kwartierstaat van der Mey in parentelen" (GJ2009).
Gegevens over Jan op p.152,153; over Frans+Claesge p.154.
Westerink, B., Boeze, W., van de Wetering, B., 2011.
"Hoogte op Kleur", Noorderbreedte.
|