De Doopsgezinden in Friesland

Ontstaan

Na de beweging voor kerk-reformatie van Luther (1517; zie ook 16de eeuw) ontstonden vele andere stromingen. Vooral diens stellingen tegen het absolutisme en machtsmisbruik van de (katholieke) kerk vonden weerklank. Omdat er grote armoede vooral onder de landbevolking heerste (zie 16de eeuw) braken er boerenopstanden uit (in Duitsland een grote in 1523). Die werden door het gezag met harde hand onderdrukt. Dat gaf voeding aan radicale protestantse stromingen. Vooral de "wederdopers" (ook wel anabaptisten) streefden naar hun eigen ideale maatschappij.

In noord-west Duitsland probeerden de wederdopers in 1534 in de stad Münster een "Nieuw Jerusalem" te vestigen. De stad werd bezet en vele honderden wederdopers uit de Lage Landen (vooral ook uit Amsterdam) kwamen naar Münster.
De Friezen waren wat betreft hun leven ook ten einde raad. Dat had zeker te maken met de oorlogsperiode 1515-1523 en met de kettervervolgingen nadat keizer Karel V de landsheer was geworden (zie Onrust 1515-1523). In Friesland werd in 1535 het Oldeklooster bij Bolsward bezet. De stadhouder Schenck van Toutenburg belegerde het klooster en na acht dagen brak het verzet. Alle gevangen genomen wederdopers werden vermoord. In Münster werd in 1535 ook een gewelddadig einde aan de heilstaat gemaakt, de leiders werden in een kooi aan de kerktoren gehangen en kwamen daar ellendig om.

Al deze gebeurtenissen hielpen niet de trouw aan de kerk te verbeteren. In Friesland was dit voor Menno Simons, priester in Witmarsum, reden uit de kerk te treden en een nieuw genootschap te stichten. Van de vele ideen was er één, die in de noordelijke gewesten zeer aansprak: het niet erkennen van wereldlijk gezag. Het paste bij de manier waarop de maatschappij daar functioneerde. Maar ook moest er niets tussen de mens en god staan. Verder was men van mening, dat slechts het dopen op grond van de eigen belijdenis zin maakte, immers de gedoopte moest zich geheel uit vrije wil aan het geloof van de bijbel onderwerpen. Menno Simons kon niet in Friesland blijven en vluchtte naar Oost-Friesland.

Aanhang in Friesland

De al spoedig "mennoniten" genoemde gelovigen werden ook vervolgd. Men beleed de nieuwe levenshouding ten dele in het geheim. En er werd niet in kerken "gepreekt" maar uit de bijbel voorgelezen om de gemeente "te vermanen", het juiste leven te leiden. Men kwam daartoe bijeen in een huis, dat spoedig als naam "De Vermaning" kreeg (enkele van deze gebouwen heten nog steeds zo). Doopsgezinden legden geen eed af en dit werd ook bij officiele instanties (gerechten) geaccepteerd.

De doperse beweging vond veel aanhang in Friesland. Nadat de noordelijke gewesten geheel onder het bestuur van de Nassauers waren gekomen, kwam er vrijheid van godsdienst. Met name in het weide gebied tussen Franeker en Stavoren, in het gebied ten noorden van Franeker, in het Bildt en in de Dongeradelen, en in de streek om Veenwouden ontstonden doopsgezinde gemeenschappen. In noord- en west Friesland kwamen er bloeiende doperse gemeentes in Ternaard, Holwerd, Blija, Ferwerd, Marrum, Hallum, Hijum, Stiens, Berlikum, Menaldum, Tzummarum, zowel als Franeker en Harlingen. In het Bildt (vooral Sint Anna Parochie en Oude Bildtzijl) was omstreeks 1586 en in 1655 ongeveer een kwart der bevolking mennoniet of op z'n fries: "mennist".

Omdat wereldlijk gezag vanuit doopsgezinde visie een laag aanzien had, en omdat dopen pas gebeurde als men volwassen was, is er aanvankelijk nauwelijks een registratie van geboortes van doopsgezinden en weinig van de huwelijken. Dit maakt genealogie tamelijk lastig.... Huwelijken worden vaak wel "voor het gerecht" gesloten. Maar men liet op zeker moment wel kinderen in de gereformeerde (de staats-kerk!) dopen om zo in de "burgelijke stand" opgenomen te zijn.

Geen openbare ambten

Mensen met een ander geloof dan dat van de staatskerk mochten geen openbare ambten bekleden. De doopsgezinden leefden dus aanvankelijk een beetje buiten de maatschappij. Echter, in Friesland stonden ze in hoog aanzien en er werd veel en op een open manier geregeld, b.v. door ze in belangrijke commissies mee te laten werken. De doopsgezinden boden in 1665 (tweede engelse oorlog) de Staten van Friesland aan hen veel geld te lenen (via "obligasies") met als tegenpresatie niet te hoeven vechten. In 1672 verordoneerden (!) de Staten de doopsgezinden veel geld voor het terugslaan van de ingevallen buitenlandse troepen (franse, munsteraanse) te leveren. Men kwam een lagere rente overeen, weer vrijwaring van dienstplicht, en meer vrijheid voor de doopsgezinden van organisatie, kerkbouw, en voor het optreden in functies.

Geleidelijk werd duidelijk, dat de "gereformeerde" kerk (de "staatskerk") niet langer druk uitoefende. Het aantal mennisten nam geleidelijk af en men ging in de officiele kerk trouwen en liet er de kinderen dopen. Gemeentes in kleinere plaatsen werden in de loop van de 18de eeuw met andere samengevoegd of opgeheven. Pas met de franse revolutie werden alle geloven gelijkgesteld. Men ziet dan dat zeer spoedig vele doopsgezinden in officiele ambten worden benoemd of gekozen.

Na deze emancipatie bloeien de doopsgezinde gemeenten op maar geleidelijk wordt het minder belangrijk juist bij deze groep te horen en neemt het aantal lidmaten (vooral vanaf de tweede helft van de 20e eeuw) af.

Voor deze tekst is gebruik gemaakt van informatie uit:
- Huisman, K., 2011. "Staatslieden en godsdiensttwisten", De Canon van de Geschiedenis van Frieslân; in Friesland Post (Dec.2011).
- Israel, J.I., "The Dutch Republic - Its rise, greatness, and fall 1477-1806". Oxford, 1998, ISBN 978019-8207344
- van der Meer, P.L.G., 2001. "Opkomst en ûndergong fan in boerebedriuw ûnder Achlum - De famylje Hibma, 1697-1824". Fryske Akademie, Ljouwert
- Oosthoeks Encyclopedie
- Sannes, H. 1951-1953 "De Geschiedenis van Het Bildt". Franeker


Naar:   Overzicht,   Kwartierstaat KS0.

(2017.05.19)   eerste versie 2012.04.05