Kwartierstaat van Pier Gerloffs (*1535)
Kwartierblad KS XII.2267 naar overzicht | |||||||||||||||||||
|
|
|
| ||||||||||||||||
|
| ||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||
Pier Gerloffs |
Onrust 1515-1523
Tussen 1500 en 1524 had Friesland zwaar te lijden onder krijgstochten
van de elkaar betwistende partijen.
Enerzijds wilde de Graaf van Holland, in de persoon van de erfrechtelijke
opvolgers keizer Maximiliaan van Oostenrijk
(met "stadhouders" Albrecht en George van Sachsen, tot 1515),
en de latere keizer Karel V
(met stadhouders Floris van Egmond, van Roggendorf,
dan Schenk van Toutenburg 1521-1540),
eindelijk Friesland echt in zijn machtssfeer brengen.
Anderzijds wilden de Friezen dat niet, maar daarbij gaat het vooral
om enkele takken van de "hoofdelingen" (landadel),
terwijl andere hoofdelingen de hollandse zaak steunden en dus achter
de "Saksen" stonden.
Voor steun keek de tegen Holland opererende groepering naar andere vorsten
en men kwam uiteindelijk bij Karel van Egmond, Hertog van Gelre terecht.
Het volk, zowel in de steden maar zeker op het land, wilde niets liever
dan met rust en in hun oude gewoontes en rechtssystemen gelaten worden.
De Geldersen hadden vooral steun in het zuidwesten van Friesland en bestuurden dat deel (door de landvoogd Erckelenz) gedurende de periode 1515-1522, eerst vanuit Sneek en daarna vanuit Sloten. De lijn Harlingen-Franeker-Leeuwarden bleef al die tijd stevig in "hollandse" hand. In legertochten werden steden in het zuiden of het noorden dan eens door de ene, dan weer door de andere zijde, veroverd of gingen weer verloren. Berucht werd de tocht in 1517 van de Zwarte Hoop tesamen met een legertje van de hertog van Gelre, dat onder de leiding stond van Johan van Selbach, een duits edelman die in gelderse dienst was getreden (zie ook JvS). De man zou later Drost van Drenthe worden (1522-1536). Al met al kreeg de bevolking het zwaar te verduren. Roof van vee, brandstichting, en moorden waren aan de orde van de dag. De monnik Peter van Thabor meldt, dat de bevolking wanhopig was en dat men de huizen niet meer durfde op te bouwen, ze werden toch steeds weer platgebrand. Men sliep in de dorpskerk, een plek die steeds als veilig werd gezien. Politiek was het allemaal niet zo fris. De monnik Worp van Thabor beschrijft het al in 1515 blijkbaar tamelijk duidelijk: Soe wast al gemaeckt werck metten Geldersche ende Swarte Hoep. Aldus speelden dye heeren met malcanderen soe lange, dat dye Vriesen an beyde syden waren voerdurven. [Samengevat uit Kalma 1970.] |
Gerlof Piers en Fokel Sybrandtsdr
Kinderen: Tiedt, ~1480? Pier (later Greate Pier),
Sybrand, Abbe
Het testament van Fokel Sybrantsdr (Gerlofs) Bonga
(vrij vertaald, 01-02-1525 opgemaakt)
|
Anne en Tiedt
Anne Pybes is eigenerfd landbouwer te Kimswerd, mede-eigenaar Meylsma Sate.
In 1521 is hij kervoogd te Pingjum
Anne Pybes en Tyedt Gerlofs woonden in 1546 op een boerderij
van 50 pondemaat, eigenaren waren:
"Anne selfs met sijn wijffs broeder [Abbe Gerlofs]
ende met sijn wijfs broeders weeskinderen"
[de kinderen van Sybrand Gerlofs en/of van Pier Gerlofs].
Hij was momber over de jongste kinderen van Sijbrand Gerlofs.
Op 14-07-1537 komt hij voor uit naam van zijn vrouw,
met een Herman Pieters.
Kinderen: ~1505 Pybe (later schepen en burgemeester te Bolsward),
~1510 Gerlof, Douwe, Doeke, Sjoerdt, Adriaen,
Pier (later lakenkoopman Kimswerd/Harlingen, ontvanger waterschap).
Gerloff Annesz
Gerloff was in 1525 nog minderjarig.
Gerloff huurde in 1546 een deel (52 pondemaat) van "Oedzinga-sate"
te Kimswerd.
Kinderen: Pier, Here, Douwe, Dirck, Romcke.
*) Voor meer zie o.a. "Grote Pier van Kimswerd"; J.J.Kalma, 1970, De Tille.
(2020.05.24) begonnen 2012.02.18