Kwartierstaat van Pier Gerloffs (*1535)

Kwartierblad   KS XII.2267   naar overzicht

nn
*
+

nn
*
+

x

Gerlof Piers
*
+

Fokel Sybrandtsdr
*
+ kort na 1525

x

nn
*
+

nn
*
+

x

nn
*
+

nn
*
+

x

Anne Pybesz
*
+
(Boer)

Tiedt Gerloffszdr
*
+

x

nn
*
+

nn
*
+

x

Gerloff Annesz
* 1505-1510 Kimswerd
+ voor 1578

N.N.
*
+

x

Pier Gerloffs
* ~1535
+

x Anna Taeckesdr

 

Onrust 1515-1523   Tussen 1500 en 1524 had Friesland zwaar te lijden onder krijgstochten van de elkaar betwistende partijen. Enerzijds wilde de Graaf van Holland, in de persoon van de erfrechtelijke opvolgers keizer Maximiliaan van Oostenrijk (met "stadhouders" Albrecht en George van Sachsen, tot 1515), en de latere keizer Karel V (met stadhouders Floris van Egmond, van Roggendorf, dan Schenk van Toutenburg 1521-1540), eindelijk Friesland echt in zijn machtssfeer brengen. Anderzijds wilden de Friezen dat niet, maar daarbij gaat het vooral om enkele takken van de "hoofdelingen" (landadel), terwijl andere hoofdelingen de hollandse zaak steunden en dus achter de "Saksen" stonden. Voor steun keek de tegen Holland opererende groepering naar andere vorsten en men kwam uiteindelijk bij Karel van Egmond, Hertog van Gelre terecht. Het volk, zowel in de steden maar zeker op het land, wilde niets liever dan met rust en in hun oude gewoontes en rechtssystemen gelaten worden.
Landsknechten. Houtsnede van H.S.Beham 1500-1550
Beide partijen kregen steun van huurlegers, zoals de "Zwarte Hoop". Dat was een "beroepsleger" met soldaten van overal uit Europa. Ze werden ook "landsknechten" genoemd. Als de soldaten niet betaald kregen ging men plunderen en roven. Als de ene partij geen geld voor de betaling had was vaak de andere bereid het huurleger over te nemen, zodat de soldaten dan soms een net veroverde stad nu voor de tegenpartij moesten veroveren.
De Geldersen hadden vooral steun in het zuidwesten van Friesland en bestuurden dat deel (door de landvoogd Erckelenz) gedurende de periode 1515-1522, eerst vanuit Sneek en daarna vanuit Sloten. De lijn Harlingen-Franeker-Leeuwarden bleef al die tijd stevig in "hollandse" hand. In legertochten werden steden in het zuiden of het noorden dan eens door de ene, dan weer door de andere zijde, veroverd of gingen weer verloren. Berucht werd de tocht in 1517 van de Zwarte Hoop tesamen met een legertje van de hertog van Gelre, dat onder de leiding stond van Johan van Selbach, een duits edelman die in gelderse dienst was getreden (zie ook JvS). De man zou later Drost van Drenthe worden (1522-1536).
Al met al kreeg de bevolking het zwaar te verduren. Roof van vee, brandstichting, en moorden waren aan de orde van de dag. De monnik Peter van Thabor meldt, dat de bevolking wanhopig was en dat men de huizen niet meer durfde op te bouwen, ze werden toch steeds weer platgebrand. Men sliep in de dorpskerk, een plek die steeds als veilig werd gezien.
Politiek was het allemaal niet zo fris. De monnik Worp van Thabor beschrijft het al in 1515 blijkbaar tamelijk duidelijk: Soe wast al gemaeckt werck metten Geldersche ende Swarte Hoep. Aldus speelden dye heeren met malcanderen soe lange, dat dye Vriesen an beyde syden waren voerdurven.
Wenende boerin; Duerer, 1514
In 1515 was er een uitval vanuit Franeker naar het zuidwesten. Daarbij werd o.a. Donia state, waar Pier, de zoon van Gerlof en Fokel, zijn vader als boer was opgevolgd, platgebrand. Warschijnlijk is zijn vrouw daarbij omgekomen, zijn kinderen zijn nu zonder moeder. Dat moet Fokel onnoemelijk verdriet gebracht hebben. Zelfs de kerk van Kimswerd werd in brand gestoken. Dat alles heeft ertoe bijgedragen, dat deze Pier in arren moede op wraak zon en gewapend verzet mobiliseerde. Zo vormde zich de "Arumer Hoop" (een permanent boeren legertje, genoemd naar Pier's buurdorp Arum). Pier's daden zijn later verheerlijkt tot die van "Greate Pier".
[Samengevat uit Kalma 1970.]

Gerlof Piers en Fokel Sybrandtsdr
Kinderen: Tiedt, ~1480? Pier (later Greate Pier), Sybrand, Abbe

Het testament van  Fokel Sybrantsdr (Gerlofs) Bonga  (vrij vertaald, 01-02-1525 opgemaakt)
In de naam des Heeren, Amen. In het jaar van onze Heer duizend vijfhonderd en vijfentwintig op de eerste dag van februari, heeft Fokel Gerlofs overdacht dat er geen ding zekerder is als de dood, en dat er niets onzekerder is dan het uur van de dood. Ziek wezende van lichaam, maar goed bij het verstand, heeft zij bij testament, codicil of laatste wil haar tijdelijke goed laten beschrijven op de hier volgende manier.
In het eerst beveelt zij God van het Hemelrijk haar arme ziel aan en dat haar lichaam zal rusten op het kerkhof van de Minderbroeders
[te Bolsward] en belooft daartoe 7 enkele guldens. Ook belooft zij Sint Maarten onze Patroon [de Martinikerk van Bolsward] een enkele gulden. En Fokel belooft de Patroon van Kimswerd zes enkele guldens, de pastoor een half schild en de andere pastoors 4 stuivers. Ook belooft Fokel de pastoor van Bolsward, de vicarius perpetuus in de Martinikerk van Bolsward, haar biechtvader 12 stuivers, de andere priesters elk een dubbele stuiver. En zeven jaar delen [geld voor missen]. Ook belooft zij het Heilige Kruis bij de Minderbroeders een pond was, ook Onze Vrouwe Kapel te Kimswerd twee pond was.
Als dat Thiets zal hebben de staten en 5 pondemaat in de boerderij waar Anne en Thiet op wonen en dat Thiet
[getrouwd met Anne Pybes] vooruit hebben zal de staten en laten Pybe leren, zodat hij een goed man zal worden, en dat zij wil dat Gerloff na de dood van Anne en Thiet, bij belofte de sathe bewonen zal om de naam. Ook bespreekt zij haar boekingen over heel Wunseradeel, haar huisbewaarster vrije huisvesting en brandstof tot mei toe. Ook bespreekt zij Tieth haar Hoijtie [mantel met cape, zonder mouwen].
Tot getuigenis van de waarde hiervan zijn zijn hier getuigen bij geroepen om de waarde te belijen, als Ruerdt Gijsberts en Gerrijdt Jans. En tot meer vastigheid heb ik, Heer Marten, vicaris te Bolsward, als opmaker van dit testament gezegeld in het jaar en op de datum als voren geschreven op verzoek van Fokel en de voorschreven getuigen,

Anne en Tiedt
Anne Pybes is eigenerfd landbouwer te Kimswerd, mede-eigenaar Meylsma Sate. In 1521 is hij kervoogd te Pingjum  Anne Pybes en Tyedt Gerlofs woonden in 1546 op een boerderij van 50 pondemaat, eigenaren waren: "Anne selfs met sijn wijffs broeder [Abbe Gerlofs] ende met sijn wijfs broeders weeskinderen" [de kinderen van Sybrand Gerlofs en/of van Pier Gerlofs].  Hij was momber over de jongste kinderen van Sijbrand Gerlofs.  Op 14-07-1537 komt hij voor uit naam van zijn vrouw, met een Herman Pieters.
 
Kinderen: ~1505 Pybe (later schepen en burgemeester te Bolsward), ~1510 Gerlof, Douwe, Doeke, Sjoerdt, Adriaen, Pier (later lakenkoopman Kimswerd/Harlingen, ontvanger waterschap).

Gerloff Annesz
Gerloff was in 1525 nog minderjarig. Gerloff huurde in 1546 een deel (52 pondemaat) van "Oedzinga-sate" te Kimswerd.
Kinderen: Pier, Here, Douwe, Dirck, Romcke.

*) Voor meer zie o.a. "Grote Pier van Kimswerd"; J.J.Kalma, 1970, De Tille.

(2020.05.24)   begonnen 2012.02.18