Gerrit Vos (*1905) en Klazina Posthumus (*1905)
Gerrit Vos was de zoon van een teler van zaden in Groningen en een boeren dochter. De tuinen waren aan de zuidkant van de stad, aan de west kant van de Hereweg, ten zuiden van de Rabenhauptstraat. De tuinen strekten zich uit vanaf de Menneslaan (een doodlopende weg waar nu ongeveer de Vechtstraat is) tot achter en voorbij de Zuider Begraafplaats. Hoe dat areaal er uit zag is te lezen in "De Tuinen", de herinneringen van Jakob Vos, de zoon van Gerrits broer Jan-Roelf.
Na de middelbare school ging hij in het bedrijf van zijn vader werken.
De foto toont een "statieportret" van Gerrit Vos, ongeveer 19 jaar oud.
Klazina (Sien) Posthumus was de dochter van Klaas Posthumus, boer en handelaar in Marum, en de boerendochter Liena Hofstede. Sien is nog geboren in een boerderijtje, aan de rand van de heide buiten Marum. Niet lang daarna bezat en bedreef hij het café in Marum-West. Het gezin telde uiteindelijk 10 kinderen, 7 meisjes en 3 jongens. De kinderen gingen allemaal naar de lagere school. In de winter droeg men donkere kleren, in de zomer gingen de meisjes vaak in witte jurkjes. De school was vlakbij, in dezelfde straat in de richting van de kerk. Naast de kerk bezaten haar ouders ook een stuk land, met een bult en een boom erop.
Sien ging later, als enige van haar broers en zusters,
naar de middelbare school, de MULO
(de andere meisjes deden de huishoudschool).
Ze had goed haar best gedaan en ging graag naar school.
Ze was in alle vakken goed, ook in rekenen.
Duits heeft ze er ook goed geleerd.
Ze kon het oude duitse schrift zowel lezen als schrijven.
Sien wilde graag verpleegster worden. Je moest daarvoor zelf een uniform kopen. Maar daar had ze geen geld voor. Ze wilde niet bij de oudste broer Freerk, die al lang een goede winkel in huishoudelijke benodigdheden in Marum dreef, om een lening te vragen. In 1923/24 verhuisde het gezin naar Groningen, naar de Prinsesseweg 59. Klaas huurde 3 jaar een cafe in de Gelkingestraat. De dochters moesten daar diensten draaien en vonden dat niet leuk. Het cafe was klein (in vergelijking met wat ze in Marum hadden), en het bedienen van ruwe gasten vonden de dochters maar niks. Daarna huurden de ouders een pension aan de Guldenstraat om te exploiteren. Het huis was groot genoeg voor iedereen om daar ook te wonen.
In Groningen ging Sien werk zoeken en vond een baan als verkoopster
bij Meijers koek aan de Grote Markt in Groningen.
Ze deed daar al gauw een deel van de administratie.
Op die manier is het er met de verpleegsters opleiding niet van gekomen.
Ze bleef tot haar huwelijk bij Meijers Koek werken.
De foto van Sien is gemaakt in 1929.
Als jongelui 's avonds uit gingen was een van de mogelijkheden "Huize Maas" aan de Vismarkt, waar dansavonden werden georganiseerd. Op zo'n avond kwamen Sien en Gerrit elkaar tegen. En het bleef niet bij één ontmoeting. Gerrit en Sien kregen "verkering". Ze verloofden zich op 05-04-1931 (datum in hun ringen), en toen begonnen ze te sparen (in de jaren van de economische crisis, 1930-1935), het meisje voor de uitzet, de jongen om te investeren.
Vanaf 1937 leek de economie op te bloeien.
Begin 1937 komt een kruidenierswinkel te huur aan het Binnen Damsterdiep
(de vorige winkelier was, net als vele anderen, failliet gegaan).
Nu vatten Gerrit en Sien de moed en beginnen een kruidenierszaak.
Gerrit en Sien zijn in 1937 getrouwd.
Met een winkel aan het Damsterdiep met woning
was de weg vrij om te trouwen.
De huwelijksaankondiging meldt dat ze aan Damsterdiep 16 zullen wonen
(zie de fotos en snipsels).
Al spoedig verschijnt er een advertentie voor een winkelmeisje.
De winkel had twee etalages met daartussen de deur. De winkel was dieper dan hij breed was. Boven de winkel was een aparte woning met voordeur en trap aan de linkerkant in de winkelpui. Je kon die trap ook vanuit de winkel bereiken. Die woning had een kamer aan de straat, een achterkamer met een keuken, en dan voor, een verdieping hoger, een kamer en daarboven nog een zolder. In deze bovenwoning woonden Wieb, Klaas (later getrouwd met Thea) en Dien. Ze dreven de winkel samen: Gerrit vooral de bezorgingen, Sien de winkel en de boekhouding.
RHV: Toen mijn vader en moeder de zaak begonnen werd
de woning boven de winkel gebruikt door de nog niet getrouwde kinderen
van Opa en Oma Posthumus, dus tante Wieb, tante Dien en oom Klaas.
Tante Wieb hielp in de huishouding van de winkel.
In 1940 werd Sien zwanger.
Het jongetje, Jakob Klaas Vos,
had aangeboren afwijkingen
en heeft maar een paar dagen geleefd.
De oorlogstijd 1940-1945 In de loop van de oorlog werd de voedselvoorziening moeilijk. Essentiele levensmiddelen gingen "op de bon" (zie kader). Maar er was ook steeds gezelligheid. Egbert Nicolaas was van Zwolle naar Veendam overgeplaatst. Dat gezin woonden nu weer dichterbij. Tante Jo woonde in Assen, in dienst van meneer Was met grote tuin. In 1943 waren ze bij Tante Jo op bezoek (zie foto), Tante Wyb, Sien en Gerrit met kleine Lineke, en Renske en Egbert Nicolaas met zoon Joop (voor deze 3 zie de hele foto). Later in 1944 vermoedden de bezetters een onderduiker in het pand nr 14. Ze drongen daar binnen en de jonge man vluchtte over het dak naar ons dak. Zo kwam ook Klaas, die de leeftijd voor dienst had, in gevaar. Tegen het eind van de oorlog werd Gerrit gearresteerd. Hij werd op het beruchte Scholtenshuis ondervraagd. Hij werd verdacht van malversaties met die voedselbonnen. RHV: Ik weet niet wat er precies gebeurd is. Maar hij zat wel enige tijd in de gevangenis aan de Hereweg. En dan was je wel een held! In maart 1945 kreeg hij een bewijs dat hij "untauglich" (ondeugdelijk) was voor verdere diensten bij de verdedigingswerken. Het is onduidelijk hoe en waarom hij die verklaring kreeg. Het heeft, in de laatste dagen van de oorlog, zeker betekend dat Gerrit niet het gevaar liep tot dwangarbeid verplicht te worden. Toen de bevrijdende canadeesche troepen naderden, zat iedereen beneden, in de kamers achter de winkel. Hens was nieuwsgierig en ging, tegen waarschuwingen in, toch bij de winkeldeur kijken. Er werd geschoten op straat en ze zag hoe aan de andere kant van het Damsterdiep een jongen werd doodgeschoten. |
Goede jaren - 1946-1951
Direct na de oorlog was er (te) veel geld in omloop. De regering besloot tot een "geldsanering". Alle bankbiljetten werden herfst 1945 op een ingewikkelde manier ongeldig. En er kwamen nieuwe bankbiljetten, die in opdracht van de regering (toen in ballingschap in Londen) in voorbereiding op de tijd na de oorlog door een amerikaanse drukkerij (zie tekst onderaan het biljet) waren gemaakt. Een keer, kort na de oorlog, ging Sien met Lineke in de tram naar Helpman en kwam langs de gevangenis. Lineke zei toen met luide stem: "kijk mamma, hier heeft pappa gezeten, he?". Dit was natuurlijk vervelend voor Sien, want als je gedurende de oorlog daar zat was je "goed", maar zat je er na de oorlog was je "fout". Met de winkel ging het goed. Gerrit had zich aangesloten bij de "Centra", een inkoop combinatie. En hij schreef zich in 1948 in bij de Kamer van Koophandel.
In 1948 werd het Damsterdiep voor de winkel gedempt. Voor de deur kwam toen het busstation van de "D.A.M.", die het Oldamt bediende, en de "Roland", die NO Groningen verzorgde. Die ligging was goed, veel volk langs de deur. Gerrit en Sien hadden ook altijd hulp in de winkel. Met de hulp Hanny bleef het contact, nog jaren, ook toen ze haar eigen gezin had. Hanny kwam twintig jaar later zelfs naar de receptie van het huwelijk van Lineke met Klaas. Op zondag ging Gerrit altijd bij zijn familie op bezoek. Op de ene zondag ochtend ging hij met dochter Lineke koffie drinken bij zijn moeder Hendrikje Vos-Boddeveld (die als weduwe aan de Rabenhauptstraat woonde). Op de andere zondag werd vaak zijn zuster Annie bezocht; Gerrit was Annie's liefste broer. Gerrit en Sien waren samen lid van een kegelclub. Verder gingen ze niet zo vaak uit. Als er passend bezoek was, zoals van zwager Jan Mantjes, ging Gerrit daarmee wel naar een café om te biljarten.
Er kwam in die tijd veel familie op bezoek.
Sien haar zusters Hens en Dien,
en ook zuster Renske met haar man Egbert Nicolaas vanuit Veendam.
Hun zoon Joop Nicolaas ging vanaf 1946/47 naar de technische school
in Groningen.
Hij kwam tijdens de schooldagen aan het Damstersdiep wonen
en hij gebruikte de kleine kamer van 16a, boven de trap.
Hij nam vaak de tijd om met de kleine Lineke te spelen en voor te lezen.
Later vertelde hij haar veel over natuurkunde.
RHV:
Mijn vader was lief en zachtmoedig.
Sien's zuster Wieb was niet getrouwd en gebruikte de kamer op de zolder van de bendenwoning. De kamers van de bovenwoning werden verhuurd aan studenten. Wieb hielp nooit mee in de winkel. Haar taak was het doen van de huishouding. En ze verzorgde de kleine Lineke. Dochter Lineke ging in de schoolvacanties vaak naar ooms en tantes. Ze was "in Soest" bij Tante Lien en Oom Jan, ook bij Tante Jo en Oom Cor Staal in Almelo of bij Tante Ren en Oom Niek in Apeldoorn. RHV: Ik ging vaak uit logeren, b.v. naar tante Hens in Utrecht. Ik ging ook een keer naar Tante Jo in Almelo. Ik was ongeveer 5, nog niet oud genoeg om de treinreis alleen te maken, en Sien bracht me naar Almelo. Ze bleef ook een nacht slapen. De volgende dag hebben Tante Jo en ik mijn moeder naar de trein gebracht. Toen die wegreed, zei ik: "Zo, die is weg!" In 1951 kreeg Sien een hersenbloeding. Ze heeft daar lange tijd mee in het ziekenhuis gelegen. En daarna moest ze thuis nog enige tijd veel het bed houden. Ze had altijd last van migraine. In 1952 moest Gerrit naar het ziekenhuis vanwege een hersentumor. Hij is daaraan geopereerd en kwam weer thuis. Tiny, de dochter van Anne Posthumus, kwam in de winkel helpen. Alles leek met Gerrit eerst goed maar na enige tijd was er een probleem. Hij werd weer opgenomen en is weer geopereerd, maar de tumor was te groot. Na die operatie is hij gestorven. Was het een embolie? Gerrit is begraven op het kerkhof bij de kerk van Haren. Na 1952
Na Gerrits dood deed Sien de winkel alleen verder,
met zuster Wieb.
Al spoedig verschenen weer advertenties voor winkelhulp.
Maar in 1955 gaf ze de winkel op.
Het werd haar toch te veel, de winkel geheel alleen te bedrijven.
Bovendien veroverden grotere kruideniers, zoals "de Gruyter"
en "Albert Heijn",
een steeds groter aandeel in de markt.
De winkelmachinerie werd verkocht, daaronder de Berkel snijmachine,
waaraan Lineke zich in haar jeugd eens had gesneden
toen ze een massieve rubberen bal in plakjes wilde snijden.
(RHV: Het lidteken heb ik nog aan mijn linker pink).
Dochter Lineke begon in 1961 de verpleegstersopleiding in het Academisch Ziekenhuis in Groningen. Na het eerste jaar intern kwam ze weer naar huis en huurde de kamer boven, aan het Damsterdiep. Sien leefde zo haar leven, ging af en toe op bezoek bij de familie in Marum. Vaak ging ze naar Apeldoorn naar haar zuster Wieb met haar man Niek. Daar werd het contact met Joop, zoon van Renske en Niek, weer versterkt. Nadat Niek in 1968 overleden was bedachten Sien en Wieb dat ze wel (weer) samen wilden wonen. Het winkelpand aan het Damsterdiep zou verkocht worden. En Wieb zou het huis in Apeldoorn opgeven. Midden 70er jaren was het zover.
Begin 80er jaren later verhuisden Sien en Wieb naar een
"aanleunwoning" bij het "Else van der Laan huis"
voor ouden van dagen in Eelde, aan de Mozartweg.
Later moesten beide, vanwege beginnende dementie,
naar elk een eigen kamer in het hoofdhuis.
Sien werd geleidelijk stiller.
RHV De beschrijving van de levens van Gerrit en Sien is gebaseerd op verhalen die Sien vertelde, en op herinneringen van dochter Lineke (RH Vos). Terug naar de kwartierstaat van GV en KP. To ENGLISH version of this text. Naar de fotos en snipsels. |
(2020.10.26) oorspronkelijk 2014.09.07 rh11m.html