Herinneringen van Jakob (Jaap) Vos (*1940),
kleinzoon van Jakob Vos en Hendrikje Boddeveld,
zoon van Jan Roelf Vos.
"Opa" in de herinneringen is Jakob Vos.
"Vader" is Jan Roelf Vos (zoon van Jakob),
die het tuidersbedrijf van Jakob voortzette.
Over het bedrijf van Opa en later mijn Vader,
waar groente, fruit en zaden werden geteeld en
dat Vader met een of twee "knechten" aan de loop hield,
kan ik me van alles herinneren.
Op "de tuinen",
zoals het bedrijf genoemd werd, ik heb natuurlijk veel beleefd.
De "tuin" was achter het huis.
De Menneslaan was een doodlopende weg, vanaf de Hereweg naar het westen.
Ons huis was rechts.
Om bij het huis te komen moest je door een heel klein gangetje.
Het gangetje was net groot genoeg voor de volkswagen,
die mijn Vader laat in zijn leven heeft aangeschaft.
(Die volkswagen heb ik op 16 jarige leeftijd
in de vijver van het Groninger Stadspark gereden....)
Het huis bestond eigenlijk uit twee huisjes.
Het ene huisje was geloof ik origineel een paarde stal.
Wij (mijn ouders, mijn zuster Ina en ik)
woonden daar.
Het had een kamer voor en achteraan ook een.
Er was een klein keukentje en een portaal achter de "voordeur",
waar Ina en ik ook wel een beetje studeerden
bij de warmte van een electrisch kacheltje.
En dan natuurlijk de belangrijke zolder er boven,
waar een gedeelte van het zaad was opgeslagen.
Het tweede "huis" was een gedeelte van een een groter gebouw,
waar wij ongeveer een vierde van gebruikten, inclusief twee zolders.
Op een van die zolders had Ina een slaapkamer
en ik sliep op het open stuk van de zolder,
terwijl mijn ouders beneden een vrij grote slaapkamer hadden
(met de enige wastafel),
een gang waarin de naaimachine, het enige toilet, en een kelder.
Wij moesten door de slaapkamer van onze ouders om de trap te nemen
naar "onze" zolder.
De rest van het gebouw was bewoond door drie andere families.
Buiten was een gemeenschappelijke water pomp,
hoewel ik wel bijna zeker weet dat we al een waterleiding hadden
toen ik geboren werd.
Want ik heb goede herinneringen aan het baden in de afwas bak in de keuken.
Op sommige zaterdagen leenden we een groot zinken bad van onze buren Eckelboom,
de bloemist aan de Barestraat op wiens achtertuin en kassen we uitkeken.
Die werd dan gevuld met heet water van het gas stel
en dan een voor een ging de familie er in.
Dus geen douche of bad, alleen maar een was- tafel met alleen koud water.
De oude pomp was rond en van hout gemaakt,
later werd die vervangen door een van gietijzer.
Waarschijnlijk woonden Opa Jakob en Oma Hendrikje ook zo,
maar dat weet ik niet zeker.
Het eerder genoemde gangetje was vooral voor de bakfietsen en handkarren,
die gebruikt werden om bestellingen af te leveren en
om iedere Dinsdag en Vrijdag naar de "Markt" van Groningen te gaan.
Veel van de bestellingen van het platteland
werden daar via de "bodes" heen gebracht.
Die bodes waren veelal een- of twee-mans transportbedrijfjes met vrachtwagens
(in de jaren 1940-1950 vaak paard en wagen),
die allemaal te vinden waren op het "boden terrein"
aan de Anthonius Deusinglaan,
en die aan het eind van de marktdag naar hun dorp terug gingen
en onderweg voor een klein bedrag goederen afleverden.
Ik herinner me bij voorbeeld Ubels die op Haren/Paterswolde reed
en Kregel die op Norg reed. Maar er waren tientallen.
Vader had verschillende herverkopers in de dorpen
op het platteland, die ook per bode werden voorzien.
Maar terug naar de locatie.
Als je dus recht door zou kunnen lopen naar het eind van de Menneslaan,
dan zou je op "de tuin" terecht komen.
Ik denk dat de tuinen al met al nog geen halve hectare waren
(5 are).
We hadden enkele lage kassen (of beter "broeibakken")
en open akkers, waar planten, zaad en groente werd gekweekt.
Ook was er een akker die vol fruit stond, morellen,
rode-, zwarte- en kruisbessen, frambozen, aardbeien, pruimen enz.
Heerlijk, hoewel de vogels altijd de beste en eerste vruchten namen.
Dat maakte Opa nogal eens boos en ik weet dat hij altijd
een paar vogel vallen opzette en vaak een paar mooie zangvogels ving
die hij dan probeerde te verkopen, maar niet met veel sukses.
Meestal gingen ze dood van het steeds maar rondvliegen
in die heel kleine ruimte van de vogelval.
Opa is geloof ik de traditie begonnen om een rij lathyrus te planten
voor de verkoop loods, en dat maakte de oude boel altijd heel kleurig.
Ook weet ik dat hij altijd wat konijnen hield en wij hadden ook kippen,
dus er was altijd genoeg te eten!!
Een ander probleem waren de vele muizen die overal zaten,
ook in onze woonruimte en op de zolder waar ik sliep.
De zaden die overal opgeslagen lagen was voor hen heerlijk eten....
Dus er waren altijd muizen vallen, overal.
Een paar had mijn vader zelf inelkaar gezet en
daar kon hij wel 10 in een nacht mee vangen.
Dan werden de katten die we ook altijd hadden er bij gehaald
en één voor één
werden de muizen aan de katten gevoerd.
Maar ook gingen de muizen vaak meteen in een emmer water.
Honden waren ook een probleem, vooral in de winter als er sneeuw
over de broeibakken lag, ze gingen dan nog al eens door het glas,
wat niet alleen een gebroken raam betekende maar vaak
liepen de planten in de broeikas schade op.
Mijn vader was dan ook goed in de reparatie van die broeiramen
met zo'n glas mesje en lood. Ook had hij een wind buks
waarmee hij de honden van grote afstand kon wegjagen.
De tuin van Opa en Vader grensde aan de ene kant aan het bedrijf van Fongers
(de grote Groninger Fietsenfabriek) aan de Hereweg,
en aan de andere of achterkant aan de Achterweg.
Later gebruikte Vader ook nog een stuk grond achter het Sterrebos,
naast het instituut voor bodem vruchtbaarheid,
waar de vader van Marianne (mijn latere vrouw) werkte.
Dat was ook het geval toen we in 1957 de Menneslaan moesten verlaten
om ruimte te maken voor de nieuwe huizen en de Vechtstraat.
Mijn Vader deed dus het bedrijf verder.
En geleidelijk aan kwamen er allerlei vernieuwingen.
Zo gingen we van koken op petroleum stelletjes over naar gas,
en we kregen toen ook een oven gas-stel (Etna).
De eerste weken kwam dan een dame van de gas fabriek die moeder leerde koken
met de nieuwe oven.
Dat heeft geresulteerd in talloze "boter taarten" enz.
Het huis en de schuren, de garage, en het land
was geen eigendom, maar het was gehuurd van de gemeente.
Het zelfde geldt voor het perceel achter het Sterrebos.
Ik denk wel dat Vader van de gemeente een soort tegemoetkoming heeft gekregen
om de verplichte verhuizing wat gemakkelijker te maken.
Dus we verhuisden naar de Coehoornsingel,
waar we een echte winkel en pakhuis hadden.
De zaken gingen boven verwachting goed.
Maar er kwamen wel meer veranderingen,
zoals minder verkoop aan bedrijfskwekers en meer aan particulieren,
een ontwikkeling die ik niet leuk vond en
wat ook een van de redenen was waarom ik het bedrijf niet voort zette.
Geschreven in 2010.
detuinen.html (2010.04.11)
|