Jan Hendrik Jager (*1836) en Grietje Hendriks Gernaat (*1834)

Jan Hendrik Jager en Grietje Gernaat waren beide in Sappemeer geboren. Beide vaders zaten in het hout handwerk: vader Jager was "blokmaker" en vader Gernaat was houtdraaier geweest. Beide vaders waren bij het huwelijk van Jan en Grietje in 1861 al vele jaren dood.
Grietje was op 10 jarige leeftijd wees geworden. Bij wie groeide ze op?

Op 18 mei 1868 koopt Jan, "schuier- en boorhoutmaker", een huis, erfstuin en losse grond te Sappemeer Zuid, Kadaster Sectie C nrs 255, 257, 897 en 898 (samen 24 roeden 70 ellen) van Gerrit Berg en Maria Schat. Hij koopt dit met hypotheek van 3800 gulden bij de verkopers. Na zo'n 15 jaar is de hypotheek afbetaald.

Kinderen van Jan en Grietje:
1861 Maria (1888 x Hendrik Tulp), 1863 Hendrik (1896 x Margie Kamps), 1864 Johan Herman, 1866 Jan (+1887), 1867 Berend (+), 1869 Roelof (1896 x Dina Ebens), 1870 Johan Nikolaas (1901 x Anna Catharina Elisabeth Meijer), 1873 Magaretha Jacoba, 1876 Jelis Hilbrand (1908 x Tietsia Jacoba Wiertsema), 1878 Jantina Magaretha (1901 x Simon Dalmeijer).

Jan Jager laat achteraan op het perceel een fabriek bouwen. Er was gemechaniseerd met een stoommachine waarmee alle apparaten via drijfriemen werden aangedreven. Langs het perceel was een brede sloot, waar boomstammen konden worden bewaard.
De aard van het bedrijf en de ligging van de gebouwen is te zien in de briefkop van de fabriek van eind 19de eeuw en in de schets van de situatie midden 20ste eeuw.

De "Machinale Stoom-Schuierhoutenfabriek" en "Houthandel" had een rekening met briefkop.
De tekening daarop toont het complex van gebouwen van de fabriek eind 19de eeuw.

 

Schets van het terrein van de houtwarenfabriek van J.H. Jager te Sappemeer (zie de kaart boven voor de ligging in Sappemeer). Situatie midden 20ste eeuw.
De fabriek (F) stond achteraan op het perceel, met apart aan de sloot het stoomketelhuis. Langs het perceel was een brede sloot, waar boomstammen konden worden bewaard.
Het kantoortje (K) lag aan die sloot. Aan de andere lange zijde was de open opslag loods (L) voor planken.
Het woonhuis (W) lag aan het Winschoterdiep. Achteraan het buurhuis was een kleine woning (A).

De produktie van, b.v., borstels ging over vele stappen.
Boomstammen aanvoeren en laten "wateren", daarna de stammen uit het water halen en laten drogen. De stammen tot planken zagen (in de fabriekshal), een plank in kleinere stukken zagen, daarna de stukken in de juiste vorm voor, b.v., een schuier, de kromming er in schrapen, randen glad maken, gaten voor het borstelhaar boren.

Waar kwam al dat hout vandaan? Jan Hendrik moet overal naar geschikt hout gezocht hbben. Uit de jeugdherinneringen van Kornelis ter Laan, zoon van een boer die het kennelijk enkele jaren niet zo goed is gegaan, kunnen we iets afleiden. Die herinneringen zijn gepubliceerd in het gronings. Hier een vertaald deel van een herinnering uit 1889:
Zo slecht was het nog nooit geweest. Geen cent was er meer in huis. Vader had onze bomen al verkocht, de mooie populieren voor aan de laan, de hagen op het veldje achter het huis en de hele rij om de appelhof en de elzen haag aan de tuinkant, die ons voor de noordewind beschutte. Dat was allemaal zo mooi in de zomer, en in de winter ook. Alles weg.   Dertig gulden hebben we ervoor gekregen van de houtjesmakerij op Sappemeer; daar maken ze er houtjes van voor kammen en bezems en ander gereedschap.   Dat hout was niks waard, zeiden ze, populieren en elzen, dat was het slechtste hout dat er was, zeiden ze. Maar ze maken er dan toch mooie kammen en borstels en stoelen en handvaten van. En vader moest het nog zelf brengen ook. En toen was alles kaal, en het leek niks, en we wilden hier helemaal niet meer zijn.   Maar dat was allemaal nog niet zo erg, want dat hout groeit wel weer aan. Dan moet er ook een koe weg, zei moeder.
En nog over het leven op een boerderij (in het gronings): Ik heb 't nog hail wel waiten, dat ons koustaal vol was: vair koìen, twij stalen van twij. En hou waarm dat't doar 's winters was. En din zat moeke te koumelken van strip-strap-strol, en wie speulden op kougaang.
[K. ter Laan, 2013. De herinnering over het hout (en over de grote armoede) heet "Nood - Eind januari 1889"; p.94. K. ter Laan, geboren in 1871, was de enige uit het gezin die mocht doorleren. Hij ging in de politiek en schreef heel veel over Groningen.]

Jan had zijn kantoor in een gebouwtje aan de vaart van waaruit hij het hele fabrieksterrein kon overzien. Het lag halverwege het woonhuis en de fabriek zelf (zie kaart boven: K). Grietje maakte voor Jan koffie klaar in een kleine kraantjespot die hij dan in zijn kantoor kreeg (wellicht vooral als er zakelijk bezoek kwam).

Op een foto uit 1897 (zie bij zoon Johan) van familie en personeel van de fabriek zijn ook de opvolgers in het bedrijf, Johan Herman (op de foto nr 1), Hendrik (foto, nr 16) en Roelof (foto, nr 15) te zien.

Jan overlijdt 1900, Grietje in 1901.
Na hun overlijden is er in 1901 een familiefoto gemaakt (zie bij zoon Johan), waar de portretten van Grietje en Jan in de achtergrond hangen. De hier opgenomen protretten komen uit die grote foto. Die portretten stammen vermoedelijk van 10 jaar daarvoor.

Jan en Grietje zijn bij de koepelkerk van Sappemeer begraven (in een rij met nummer 43-56). Ook enkele andere familieleden hebben daar hun graf (o.a. zoon Johan met vrouw Tallina).

Naar het kwartierblad met JHJ & GHG.

Met dank aan Han de Boer voor de informatie uit het boek van K.ter Laan.
K. ter Laan, 2013. "As ik nou moar eerst wat verdain....", geredigeerd door zijn kleindochter S.ter Laan; Uitg. Noordboek, ISBN 978-9033003745.

(2020.02.11)   begonnen 2010)   ks35m.html