Johan van Selbach (voor 1482 - 1563)

Over Johan van Selbach is veel bekend (zie van Weringh 1981; hierna JJW). Wie zijn voorouders zijn is gedocumenteerd door Friedhoff (2004; hierna JF). Kennis over de nakomelingen is zeer verspreid, een klein deel is bij JF te vinden, een klein deel bij JJW.

Johan van Selbach (geb. voor 1482 Crottorf/Cruttorf/Krotorf)
Johan trouwde begin 16de eeuw (voor 1509) met Judith Smullinck/Schmulling die uit een familie van "amtsmannen" uit het graafschap Kleef, vooral in de exclave Liemers, stamt. Daar was het Schmullinkhuis (later huis Zevenaar).
Kinderen: ~1510 Maria (+1575/76 Loppersum; x Roelef van Munster, Juncker te Hersefoert), en Henrick.
Johan kreeg ook een buitenechtelijke zoon, eveneens Johan genaamd. Tijd en plaats en moeder zijn onbekend.

Uit het bericht over leven en afstamming van Johan van Selbach (van JJW): De Selbach-familie waar we in Drenthe (en Groningen) mee te maken hebben, behoort tot de tak Selbach-Cruttorf, waarvan het wapen (sinds het eind van de 15e eeuw) gevierendeeld is, met de drie diagonaal gerangschikte ruiten in twee overstaande kwartieren en een roos in de andere twee (zie wapen). Het stamslot van dit geslacht, thans Krottorf geheten,.... ligt een paar kilometer NW van Friesenhagen, 16 km WNW van Siegen in het Sauerland.

Johan van Selbach van Cruttorf was in of voor 1511, dus tegen de dertig jaar oud, als Drost in dienst gekomen van Heer Johan II van Wisch op huis Ter Borgh. Ter Borgh ligt iets ten noorden van Emmerik in de heerlijkheid Wisch, waarvan de heren claimden rechtstreeks onder de keizer van het duitse rijk te vallen.  Johan II van Wisch was getrouwd met Margaretha Kettler (van Volmarstein), een dochter van Elisabeth van Hatzfeld, die een zuster van Johans grootmoeder Catharina van Hatzfeld was. Johan II zijn ouders waren Hendrik III van Wisch en Irmgard van Sayn-Wittgenstein. Wellicht was het door deze familie-relaties dat Johan naar Ter Borgh ging.

Kaart van het Rijnland en Nederland (recent). Voor Johan relevante plaatsen zijn aangegeven (in volgorde): Crottorf, Ter Borgh, de tocht van de "Zwarte Hoop", Coevorden, Windeck.

Johan is daar kennelijk "aktief" geweest, getuige een brief van de Gravin van den Bergh ('s Herenberg), die zich over een optreden van Johan beklaagt. In de tijd bij van Wisch legde hij op zeker moment, vanwege zijn functie (wellicht ook uit opportunisme), eveneens de eed van trouw af aan Karel van Egmond, de Hertog van Gelre.  [De broer van Johan, Cons/Coenraad van Selbach, was ook mee naar Gelre gekomen; Cons huwde een dochter uit het Huis Hackfort in het graafschap Zutphen.]
Johan van Wisch stierf in 1517 en in juni dat jaar werd Johan van Selbach gehuurd door hertog Karel van Gelre. Daarmee begint zijn betekenis voor de gebeurtenissen in de noordelijke gewesten der Nederlanden (en voor zijn nakomelingen daar).

Karel van Gelre steunde de strijd van de Friezen tegen de Hollanders. Uit JJW: "Greate Pier", een opstandige fries, maakte met zeeroverij de Zuiderzee onveilig en belemmerde de hollandse handel, want de hollanders kaapten friese en gelderse schepen (zie ook Kalma 1970). Karel van Gelre hielp nu in daad, huurde van Selbach en het huurleger de "Zwarte Hoop" (Hoop = Haufen, veel later "regiment", bestaande uit meerdere vaandels, meestal huursoldaten, "landsknechten"). In Juni 1517 zette Grote Pier Johan met enkele duizenden manschappen vanuit Kuinre over naar Holland. Daar werd Medemblik bezet, geplunderd en uitgemoord. Daarna trok men door Holland ("van het land levend", zoals toen gebruikelijk was), veroverde en plunderde Alkmaar. Toen ging het plunderend verder langs Haarlem en Amstelveen naar Asperen bij Leerdam. Dat stadje werd met veel verliezen veroverd, geplunderd en uitgemoord. Daar verjoeg Hendrik III van Nassau-Breda (stadhouder van Holland 1510-1521) de Zwarte hoop in de richting van Gelre. De Zwarte Hoop deed kennelijk zo van zich spreken dat ook de burgers van het nieuwe grote handelscentrum Antwerpen zich bedreigd voelden en vreesden dat ook hun stad geplunderd zou kunnen gaan worden (zie Pleij, 2011; p.274). Uiteindelijk kwam het tot een wapenstilstand.

Achtergrond van de krijgstocht:
Het Bourgondische Huis (Philips de Goede en opvolgers) probeerden al decennia hun gezag in de noordelijke streken van de lage landen te vestigen (zie, b.v., Jansen 1965; Israel 1998, Hstk 3). Nadat Karel V in de bourgondische rechten opgevolgd was, wilde hij, naast het betrekkelijk co-operatieve Holland, ook de noord-oostelijke gewesten onder het centrale Habsburgse gezag brengen. De legeraanvoerder hertog Albrecht van Saksen was 1498 door Karels grootvader Keizer Maximiliaan van Habsburg tot "gubernator" van het roerige Friesland (tussen Eems en Zuiderzee) benoemd. Als graaf van Holland had Karel's vader, Philips van Bourgondie, alle rechten aan Albrecht gegeven, Albrecht werd dus Heer van Friesland. In de daaropvolgende strijd tegen Groningen sneuvelde Albrecht in 1500. Diens tweede zoon George volgde hem op. George van Saksen introduceerde goede hervormingen van bestuur en rechtspraak. Met Groningen kwam men echter niet tot overeenstemming, en in 1514, als resultaat van een interne machsstrijd, erkenden de groningers hertog Karel van Gelre, die steeds de macht van de Bourgondiers bestreed, als hun heer. Een deel der friese "hoofdelingen" zocht ook steun bij Karel van Gelre. George van Saksen raakte in de verdrukking en verkocht in 1515 zijn rechten op Friesland aan Karel V, die net het bestuur over de Lage Landen overgenomen had.
Nu, in 1515, zonder ervaren centraal "heerlijk gezag" en gedwongen eerst naar Spanje te reizen om daar de koningskroon te aanvaarden, zag Gelre zijn kans schoon (zie Wikipedia: Gelderse oorlogen). In 1517 viel het genoemde leger, de "Zwarte Hoop", Holland binnen. Karel V moest in 1517 tot een wapenstilstand komen die hij enige keren moest verlengen (om tijd te winnen). Vanaf 1523 is Karel V dan toch echt "Heer van Friesland" met een effektive controle van het bestuur.

In 1522 veroverde Johan van Selbach in opdracht van Karel van Gelre de vesting Coevorden en dat werd het centrum van de macht van Hertog Karel in de noordoostelijke Nederlanden. Johan werd Drost van Drenthe en Kastelein van Coevorden. Voor een voorbeeld van de vele taken van de Drost zie een oorkonde uit 1529 (uit het digitaal archief Cartago) over een bemiddeling. Als Drost was Johan bij vele rechtzaken betrokken en incasseerde een deel van de opgelegde boetes (voor de landsheer en voor hemzelf). Een Drost reisde dus veel en door heel Drenthe. Hij moest ook zorg dragen voor de verdediging der streken.
Verder verzorgde hij de inning der belastingen, hetgeen hij met ijver gedaan heeft maar er viel in het arme Drenthe niet veel te halen.
Ook zijn vrouw Judith is in het Archief van Drenthe te vinden. Judytt Smulling, Drostinne, kocht in 1527 een windmolen in de marke van Gees bij Oosterhesselen, ten NW van de vesting Coevorden (zie deel kaart van Peynacker 1635; een molen bestond daar nog in 1835).

Karel V en de door hem aangestelde stadhouder van Friesland, Schenk van Tautenburg, hadden echter na 1522 niet werkeloos toegekeken. Er ontstond een oorlogje tussen Gelre en Utrecht en Tautenburg viel in 1528 Overijssel binnen. Karel van Gelre moest in 1528 Overijssel afstaan maar mocht Drenthe en Groningen behouden.
In Groningen was men ondertussen zeer ontevreden over de gelderse Drost Jasper van Merwijck. Dat leidde in 1530 tot aanklachten ingediend door de Drost van het Oldambt Roloff Huynge, de Drost van Drenthe Johan van Selbach, de voormalig stadhouder van Overijssel Bernt van Hackfort (ondertussen Heer van Westerwolde en Wedde) en de Proost van Farmsum Bolo Ripperda [Rinzema 1998, p.98]. Van Merwijck werd gearresteerd en er kwam een nieuwe stadhouder.

Dame te paard en Lands- knecht. Ets van Duerer ~1500. (Zie Kalma 1970)

Johan is kennelijk een goed bestuurder geweest want hij zag dat soms de wensen van Karel van Gelre over de belastingen onredelijk waren. Verder blijkt dat hij zijn vrouw met een brief met gevoelige inhoud naar de Hertog stuurde. Johan schrijft op 22 september 1536 een beleefde maar duidelijke brief aan de Hertog, ook naar aanleiding van de berisping over de manier waarop Johan de Hertog een memoriaal had doen toekomen (zie JJW): Ik heb het schrijven van uw vorstelijke genade (u.v.g.) ontvangen en begrepen dat het u.v.g. wil is dat ik mijn gebrek [aan levensmiddelen en oorlogstuig] aan niemand behalve aan u.v.g moet boodschappen en dat u.v.g. daarom het memoriaal van mijn huisvrouw niet hebt willen aannemen, nochtans door anderen aan u.v.g. aangeboden en gelezen is .... Ik geef u.v.g. onderdanig te kennen dat ik mijn huisvrouw dat memoriaal meegegeven had om het aan de drosten Erckelens of Palick te overhandigen indien u.v.g. niet aanwezig was, om het na terugkomst van u.v.g. met verdere toelichting over te dragen, niet wetende dat u.v.g. dat niet goed gevonden of daarin een mishagen gehad zou hebben. ..... Welnu, genadige vorst en heer, de inhoud van dit memoriaal is de grote armoede van uwer vorstelijke genade onderzaten in het land van Drenthe...

Het streven van Karel V naar hegemonie hield niet op en in 1536 lukte het generaal Schenk van Tautenburg, de stadhouder van Karel V in Friesland, de burcht Coevorden in opdracht van Karel V te veroveren. Daarover uit een dokument van Picardt van omstreeks 1650 (tekst uit Picardtreeks nr 8): Anno 1536 heeft den Vry-heer Georg Schenck, Stadt-houder van Vrieslandt, uyt de name Caroli V, Covorden belegert als daer binnen Commandeerde Heer Johan van Selbach, Geldersche Drost tot Covorden en der Landtschap Drenth, en Overste over sekere Geldersche Troupen. En hoewel den Commandant en 't Guarnisoen sich manlick verweerden soo zijn sy nochtans door gebreck van verscheydene saken ghenottsackt Covorden in den Winter op te geven: En in dese belegeringe is de Stadt Covorden wederom seer geschent en schadeloos gemaeckt.

Links: deel van de kaart uit de atlas van Blaauw (1649) van het latere beleg en de verovering van de vesting Coevorden in 1592 met daarin de schets van het kasteel. Zo moet Coevorden er in de tijd van Johan uitgezien hebben. Omdat Coevorden bij de belegering in 1592 geheel afbrandde is er in Coevorden uit de tijd van Johan niets over (dus ook niet van het kasteel waar hij in woonde).

Johan van Selbach kreeg na twee maanden beleg een eervolle aftocht: hij mocht met manschappen, rijdend geschut en persoonlijke eigendommen hetzij kleren, kleinoden, goud en zilver, gemunt en ongemunt, paard en harnas vertrekken. Wederzijdse gevangenen werden vrijgelaten. Voor het vervoer naar Gelre werden paarden en wagens en een geleide beschikbaar gesteld. Johan was op de dag af 14 jaar Drost van Drenthe geweest.
In het Archief van Gelderland bevinden zich nog "afrekeningsboeken" in Johans handschrift, waarin hij verantwoording aflegt over zijn (financieële) doen en laten in Drenthe.

In het laatste kwart van de 16de eeuw werd de strijd om de hegemonie in de Nederlanden voortgezet, nu tussen de stadhouder van Holland, Prins Willem van Oranje-Nassau, en zijn medestanders enerzijds en koning Philips II en diens zetbazen anderzijds. De zoon van Willem van Oranje, de legeraanvoerder Prins Maurits, belegert vanaf mei 1592 de vesting Coevorden en verovert die in juni. De stad brandt nageneoeg geheel af. Dan wordt er weer een oranje-gezinde kastelein aangesteld.

Na de dood van Karel van Gelre in 1538 ging Gelre, zoals overeengekomen was, over aan keizer Karel V. De hertogdommen Gulik, Kleef en Berg waren ondertussen door vererving in de hand van Willem V, hertog van Gulik-Kleef-Berg en graaf van de Mark, gekomen. Johan keerde terug naar het Siegerland en daar werd hij Drost van Windeck aan de Sieg (aan de zuidrand van het hertogdom Berg).  Hij was dat van 1542 tot 1549. Hij kreeg een Amtsgeld van f 100, en 300 "Zentner" haver plus de tienden. Daarvoor moest hij een kapelaan, een kelner, een bakker, een kok, een bode, poortwachters en vier bewakers betalen (wikipedia Windeck). Hij woonde weer op Crottorf, ongeveer 30 km ten NO van Windeck.

In 1540 moet er nog iets over de erfenis van zijn overleden broer Cons geregeld worden. De handtekening van Johan uit dat dokument (Nationaal Archief, archieven Bylandt) is hier weergegeven (van twee andere handtekeningen staan delen er doorheen).

Judith sterft (na hun terugkeer naar het Siegerland) in 1542 (wellicht aan de pest die na de heel droge zomer van 1539 in heel Duitsland 1540-1542 woedde; zie Hässlin 1960).

Aan het hof van het hertogdom Berg bekleede hij de functie van "Maarschalk". Met zijn ervaring in bestuur en oorlog werd hij (Crottorf was een Nassaus leen) ook Raadsman aan het hof van Willem de Rijke van Nassau-Dillenburg

De Osmanen zetten hun veroveringen voort en staan 1529 voor Wenen. In 1533 wordt Hongarije bij verdrag opgedeeld. In 1541 trekt Sultan Suleiman weer ten oorlog. Ferdinand van Habsburg en diens broer keizer Karel V roepen om hulp. De graaf van Nassau, Willem de Rijke, levert ook een legertje met Johan van Selbach als commandant. Onder Johans leiding doen daaraan ook soldaten uit Gulik-Kleef-Berg mee. In 1557 (LVR) voert Johan nog een proces over achterstallige soldij.

(broer van de eerder genoemde Hendrik III, stadhouder van Holland). In 1542 droeg Willem de Rijke van Nassau Johan op het Nassausche Legerkontingent in de oorlog tegen de Turken aan te voeren (Friedhoff, 2002). Hij is ook verantwoordelijk voor de troepen uit Gulik-Kleef-Berg, zowel als uit het bisdom Münster. Hij wordt de "Obrist" van het hele leger uit de "Westfälische Kreis".
Johan keerde 1543/44 uit de turkenoorlog terug.

Johan hertrouwde, 1545/46 in de Dom van Keulen, met Anna Smulling, een nicht van Judith (1549, LVR: pauselijke dispensatie vanwege een naar kerkelijk recht
niet toegestaan huwelijk, Johans eerste vrouw "Judith, huius Annae amitam" = Judith, van deze Anna een tante).
Kind: 1546 Catharina (+1582 Crottorf; 1559 x Wilhelm von Hatzfeldt +1570).
Johan kreeg ca. 1535 nog een buitenechtelijk kind: Christoph.

Hij bouwde 1550-1560 de "Burg" te Crottorf uit tot "Wasserburg" (plaatje). Voor meer zie Crottorf 1560.

Johan blijft aktief op Crottorf (er zijn diverse aktes uit die tijd; LVR). Hij koopt vooral onroerend goed, verkopen komt minder vaak voor.
[Hij heeft aan dat hof zeker meegemaakt, dat de 11-jarige Willem van Nassau het prinsdom Orange erfde en zo tot prins van Oranje, graaf van Nassau werd en daarom in 1544 naar het hof van Karel V in Brussel verhuisde.]
In 1547 ruilt hij met zijn collega "Ambtmann" van de graaf von Sayn te Homburg twee horigen.


Plaatsen in het latere leven van Johan van Selbach (komposiet van kaarten van Blaeu, 1645).

In 1553 stuurt het hof van Gelre een gezant in naam van Irmgard van Wisch, weduwe van de graaf van Limburg-Stirum, kleindochter van zijn eerste heer Johan II van Wisch. En in 1557 wordt een strijd met de broers Hatzfeld beslecht en zijn 13-jarige erf(!)-dochter Catharina in 1559 aan Willem van Hatzfeld uitgehuwelijkt.
In 1554 kreeg Johan van keizer Karel V de "Reichsstandschaft" voor hemzelf, zijn vrouw, het personeel en slot en heerlijkheid Crottorf (JF 2004, p.94). Dat betekende, dat hij het recht had op een zetel en een stem in de Rijksdag.

In het midden van de 16de eeuw besloot het "Huis Nassau" tot het protestantisme over te gaan. Wat Johan over de protestanten dacht is vermoedelijk niet te achterhalen, wel dat hij zich in Drenthe nooit tegen die beweging gekeerd heeft. In het graafschap Nassau was de overgang langzaam, en kwam ook niet overal tot stand. De kerk van Friesenhagen werd door toedoen van Sebastian van Hatzfeld umstreeks 1560 evangelisch. Johan bleef echter bij de "Moederkerk".

Eind 1562 is Johan ziek (LVR). Hij sterft op 11-01-1563. Hij wordt begraven (zoals hij in 1542, al voor de turkenoorlog, voorbereid had en 1561 in zijn testament bevestigde) in het klooster Marienstatt bij Hachenburg, waar dan ene Adam van Selbach abt is. In dat klooster bevindt zich nu nog een grafplaat die hij al voor zijn dood had laten maken; de sterfdatum staat er niet op, latere toevoegingen zijn op gietijzer niet mogelijk. De tekst luidt: "ANNO 15.. DEN .. TAG DES .... IST IN GOT CHRISTLICH ABGESCHIEDEN DER EDLE VND ERNVESTE JOHAN VON SELBACH MARSCHALCK ZV CRVTTORF DER SELE GOT GENEDIG SEI".
Zijn bezittingen worden, zijn testament volgend, over zijn wettelijke kinderen (Maria en Catharina, en kleindochter Judith in plaats van haar vader Henrick) verdeeld.

Zijn weduwe Anna mag volgens Johans testament op Crottorf blijven wonen. Echter, ze komt al in 1564 met haar dochter en schoonzoon de in Johans testament aangegeven regeling overeen en verhuist met 3000 goud-guldens en een jaarlijkse toelage van 75 Rheinthaler naar Keulen (JF 2004, p.94).

In 1567 wordt een twist over de erfenis tussen Catharina en de dochter Judith van Catharinas halfbroer Henrick bijgelegd.
Dochter Maria uit het eerste huwelijk voert ook een proces tegen Catharina (die net is hertrouwd) vanwege de erfenis. Deze wordt in 1574 voor het "Reichskammergericht" in Speyer beslecht.

[ In de rouwbrief die de Rector van de Groninger Academie in 1702 schrijft bij het overlijden van predikant Johan van Selbach (1645-1702; eerst te Zuidlaren 1667-1681 en daarna te Groningen) wordt de afstamming van de zuidlaarder Selbachs tot Johan (*1483) opgesomd. ]

Nakomelingen van Johan von Selbach

Johan de zoon blijft in zuidoost Drenthe, waar hij in 1534 schulte van Emmen is. (In de akte van 1534 wordt "Johan van Selbach bastaard" vermeld, Schulte van Emmen; zijn vader Johan is dan Drost van Drente.) Hij blijft schulte als Drente in 1536 over gaat naar het gezag van keizer Karel V en zijn vader Johan naar Crottorf terug keert (zie ook Schultes van Emmen). Hij blijft schulte tot ca. 1580. Hij trouwt met Griete. Nakomelingen blijven aktief in Drenthe.
Maria trouwt met Roelof van Münster, de kleinzoon van Roelof van Münster, drost van Drenthe (1505-1512), die berucht was om zijn manipulaties, oorlogjes en afpersingen. Maria woont met haar man op het huis "Duirsum" bij Loppersum, provincie Groningen. In de kerk van Loppersum is haar grote grafzerk met de familiewapens der voorouders een pronkstuk van de verzameling oude zerken. Zij stierf 05-05-1578. Zij en haar man kregen de kinderen Agnes en Roelof.
Henrick is ook naar Crottorf verhuisd. Hij trouwt daar 1541 met Johanna van Hatzfeld-Weisweiler, ze wonen eerst te Crottorf, tot ongeveer 1545. Ze krijgen een dochter Judith. Voor Judith en echtgenoot is er een grafmonument met wapens in de kerk van Frechen (ten W van Keulen).
Christoph, buitenechtelijke zoon, komt in slechts twee akten uit die tijd voor. Hij wordt niet ouder dan ca. 20.
Catharina, dochter uit het tweede huwelijk, wordt 1546 geboren op het slot te Crottorf. Ze trouwt in 1559 met Wilhelm von Hatzfeld en dit echtpaar erft de bezittingen in en om Crottorf. Catharina krijgt o.a. de zoon Sebastian von Hatzfeld, die omstreeks 1600 in de kerk van Friesenhagen (de parochie waar Crottorf in ligt) een groot grafmonument laat aanbrengen voor zijn grootvader Johan von Selbach (die in 1563 was gestorven).

Friedhoff, J., 2002. "Schloss Crottorf"; Wissen-Schönstein.
Friedhoff, J., 2004. "Die Familie Hatzfeldt"; Crupello Verlag.
Hässlin, J.J., 1960. "Das Buch Weinsberg" (dagboeken van Hermann von Weinsberg, 1518-1598); Bachem Verlag Köln.
Israel, J., 1998. "The Dutch Republic - Its Rise, Greatness and Fall 1477-1806"; Clarendon Press.
Jansen, H.P.H., 1965. "Middeleeuwse geschiedenis der Nederlanden"; Prisma.
Kalma, J.J., 1970. "Grote Pier van Kimswerd"; Uitg. De Tille.
LVR: Inventar des Urkundenarchivs der Fürsten von Hatzfld-Wildenburg zu Schönstein/Sieg, Bd.1-3 (1975-1980).
Nationaal Archief, Den Haag, Collectie Familie Van Bylandt, 1277-1898.
Pleij, H., 2011. "Anna Bijns"; Uitg. B.Bakker.
Rinzema, A.J., 1998. In "Het Noorden in het Midden", de Boer, D.E.H. et al., Eds; Van Gorcom
van Weringh, J.J., 1981. In "Gruoninga, tijdschrift voor genealogie en wapenkunde", 25e-26e jaargang 1980-81, p.1, "De Selbachs".     Zie ook de verkorte versie van het onderzoek van van Weringh: Johan van Selbach - Coevorden.

Terug naar Hoofdpagina van Selbach

(2020.03.08)   jvs1483-nl.html   (orig.: rh147541m, 20111018)