Sjoerd K de Boer (*1909) en A Frieda M T Jager (*1908)

Sjoerd Klazes de Boer is in 1909 te Pietersbierum geboren op de "stelp" boerderij aan de weg naar Harlingen. Niet lang na zijn geboorte stierf zijn moeder Trijntje (op zijn fries: Nynke) Hoogland. Vader Klaas zorgde met behulp van huishoudsters voor het gezin en de boerderij. In de eerste drie levensjaren van Sjoerd was het dus een komen en gaan van verzorgsters.

In 1912 hertrouwde Klaas met Trijntje (Nynke) Schuiling, de vrouw die met wijlen zijn broer verloofd was geweest. (Ze was na dat overlijden in 1898, diacones in Leeuwarden geworden en enige tijd daarna was ze voor haar oom Klaas Schuiling, dominee in Veenwouden, gaan zorgen.) Een vroege herinnering van SKdB over die veranderingen: Evertje Wielinga (Ee), een dikke blozende lieve vrouw, de laatste hulp vanwege de kinderen, was op de bovenkamer aan het pakken en ze huilde. En er was "de faam", Anna Leistra, die op de trouwdag sipelsaus maakte, iets wat we anders nooit kregen! Met het hertrouwen van vader Klaas met "tweede Mem" werd het leven van Sjoerd en zijn broers rustiger en geordend.  SKdB: Nynke Schuiling was ontwikkeld, hetgeen de opvoeding en vorming van ons kinderen ten goede kwam.

Sjoerd groeide op op de boerderij aan de Hoarnestreek onder Pietersbierum. Hij sliep samen met zijn broer Auke in een bedstee, de oudste broer Ynse had zijn eigen. De kinderen gingen naar school in Sexbierum, te voet, langs het "Oerpad". Bij heel slecht weer werden ze (door de arbeider Piter Hansies) met een hea wain (hooiwagen), onder een dikke paardedeken, naar school gebracht, ook de andere kinderen van de Âldyk en van de zeedijk gingen mee.
Sjoerd en zijn broers gingen "tussen de middag" vanuit school naar Aukom en Dim op de terp in Sexbierum voor een middagmaaltijd. Sjoerd heeft in die jaren veel aan zijn "oom" Auke Lettinga (de pleegvader van zijn moeder Nynke Hoogland) gehad. Aukom was de gemeentearchitect van Barradeel en hij had een brede belangstelling. Sjoerd leerde van Aukom timmeren en hout bewerking. Sjoerd beleefde de introductie van stroom op de boerderij. Dat fascineerde hem dusdanig, dat hij met zwakstroom in een hut achterin de tuin experimenteerde. Met de komst van de fotografie kreeg Sjoerd ook daar belangstelling voor. Sjoerd heeft steeds gefotografeerd, zelfs later in de tweede wereldoorlog, want hij had voor een voorraad aan materiaal gezorgd.

Na de 5de klas van de lagere school in Sexbierum ging Sjoerd naar de gemeente school in Harlingen. En daarna door naar de HBS. Dat betekende met andere kinderen elke dag op de fiets langs de Âldyk naar Harlingen heen en terug. De 4e klas moest herhaald worden. Het elke dag heen en weer fietsen was wellicht toch te veel en Sjoerd ging toen, in de 5e klas, op de schooldagen in pension in Harlingen, bij de HBS tekenleraar Gerrit Aalfs, die fotografeerde en films maakte. Sjoerd's kamer zag uit op het noorden waar hij in de verte de boerderij kon bevroeden. Ze vonden Sjoerd blijkbaar zo aardig, dat ze Sjoerd later een groot schilderij nalieten, een alpenlandschap. Sjoerd slaagde voor zijn eindexamen. 
SKdB: Als beloning voor het eindexamen maakte ik met mijn ouders (en met Omke Gelf en Moeike Jo) een reis naar het buitenland: met de trein naar Keulen en daarna een bootreis over de Rijn naar Mainz. Ik had duits geleerd en was de "tolk".

Sjoerd ging in 1928 medicijnen studeren in Groningen. De foto is uit een familieportret van 1929. Hem was ook aangeraden "naar Wageningen" (de landbouwhogeschool) te gaan maar hij vond dat het medicijnen moest zijn. Zijn oudste broer Ynse had de landbouwschool opgegeven en was notariaat gaan studeren, in Groningen. Ynse woonde al spoedig getrouwd (met Tite) aan het Bernouilliplein in Groningen. De middelste broer Auke werd daarom de opvolger op de boerderij.
Sjoerd kon een kamer aan de Nieuwe Boteringestraat 39a huren. Enkele jaren later verhuisde hij naar de Poelestraat 28a.
Sjoerd leerde natuurlijk jaargenoten kennen: Jan Schober, Jan van Leeuwen, Bert de Groot (deze namen uit Sjoerd's eigen herinneringen). Langdurige vrienden bleven Jan Schober en Kor Lijffering.

Sjoerd deed aan vele dingen van het studentenleven mee. Daarbij hoorden de etentjes op de societeit "Minerva", het jaarlijkse "Corps Bal", de "Kermesse", en de diverse feestjes. In zijn herinneringen schreef hij niet een "fuifnummer" geweest te zijn, dat lag hem toch niet zo erg. Hij was lid van de "Linetrekkers" (de artistieke club), van de fotoclub met de mogelijkheid de "donkere kamer" te gebruiken, en natuurlijk van "Frisia" (van studenten uit Friesland).

Anna Frieda Magaretha Tallina Jager is in 1908 te Sappemeer in het huis van de "schuierhoutenfabriek" geboren. Ze had 3 oudere broers. Er was steeds 5 jaar leeftijdsverschil. Als jongste en als meisje had zij een speciale plaats in het gezin.
Haar moeder kwam van Bunde (Ost Friesland), vlak over de grens bij Nieuwe Schans. Haar ouders hadden elkaar op uitwisselingen van de kooren van Sappemeer en Bunde leren kennen. Moeder Tallina had haar huis naar haar eigen stijl ingericht, zo ook met vitrages van een "duitse" snit die Frieda verfoeide (als kind wil je meestal niet anders zijn dan de anderen).

Meisjes kregen en poëzie album, met gedichtjes en goede wensen. Eind 1918, Frieda was toen 10 jaar, schreven haar ouders Tallina en Johan daar elk een levenswens voor haar in. Op de eerste twee bladzijdes (moeder eerst) is hun handschrift te zien (Tallina en Johan). Tallina schreef natuurlijk in het (duitse) "Sütterlin" handschrift maar ze heeft vooraan iets in (ongeoefend) nederlands handschrift opgenomen.
De volgende bladzijdes bevatten de wensen van vriendinnen en anderen.

Frieda ging naar de HBS in Hoogezand. Op school, zo vertelde Frieda vaak, kon zij iedereen aan het lachen maken. Ze werd vaak gevraagd dat te doen; en als iedereen lachte hield zij plotseling op, waardoor de anderen nog weer harder moesten lachen.
Haar beste vriendin van toen was Jo Minderhoud, die naast de school woonde. Met haar is ze haar hele leven bevriend gebleven. Ze speelden beide piano. Tot op hoge leeftijd bleven ze samen "quatre mains" spelen.
De foto is in die schooljaren gemaakt, in december 1924, Frieda was toen 16 jaar.
Op de HBS begonnen eerste liefdes. In de 4e klas (1926-27) schreef Jacob Kuijpers een gedicht voor Frieda, dat met zoveel woorden een huwelijks aanzoek was. In het gedicht verwerkte hij iets negatiefs over andere jongens in de klas: "Leevers kan te goed leren, Remmert denkt teveel aan kleren, ...., Eppens heeft te dunne lippen, Gottlieb is lelijk, Schober kijkt te vaak verschrikt, ..., Piet is van lot getikt. .... O stem toch toe, en wordt mijn vrouw!" Was dit een Sinterklaas gedicht of was het echt? Het leidde tot niets. Overigens, genoemde Schober zou met Frieda's vriendin Jo Minderhoud trouwen.

Toen het bedrijf van haar vader in 1927 failliet ging moest Frieda ook geld verdienen. Ze vond werk op het telefoonkantoor van Hoogezand-Sappemeer (zie ansichtkaart; ca. 1923, Beeldbank Groningen), dat vlak bij hun huis aan het Winschoterdiep gebouwd was, voor de hoek met de straat naar de Borg Welgelegen. Ze maakte daar het eerste telefoongesprek vanuit Hoogezand met Nederlands Indië mee.

Niet heel lang daarna heeft ze zich aangemeld voor de opleiding tot verpleegster, aan het Academisch Ziekenhuis in Groningen,
zonder daarover vooraf haar ouders te raadplegen. De eerste jaren was ze "intern" en ze had een kamer boven de ingangspoort van het terrein. Het diploma leverde haar het "verpleegsters kruisje" (voor haar nr. 20429). Ze vond het werk leuk, het gaf haar veel voldoening. Ze heeft daar op verschillende afdelingen gewerkt. Uit die tijd bleef ze bevriend met Immy, die tegelijk met Frieda was begonnen en toen ook "boven de poort" was ingekwartierd. Veel later woonde Immy met haar man Bé Hovinga in Blijham bij Winschoten, en Frieda ging daar regelmatig op bezoek.

Frieda haar schoolvriendin Jo was bevriend met Jan Schober uit Hoogezand, die in Groningen medicijnen studeerde. Frieda ging een enkele keer met Jo mee naar Groningen, vaak zeggende, dat Jo dan niet de hele tijd bij haar vriend Jan moest zijn.
 

Sjoerd en Frieda

Op zo'n bezoek in 1929 van Frieda (met vriendin Jo) aan Groningen leerde ze de vriend van Jan Schober, de mede-medicijnen student Sjoerd de Boer kennen.  SKdB: Frieda was, zo was mijn eerste indruk, een wat stug en nors meisje, wat hoekig in de schouders.
Maar ze vonden het goed met elkaar en op 1 mei 1932 volgde de verloving. De foto is gemaakt bij Frieda thuis, in Sappemeer.

In zijn zevende studiejaar werd Sjoerd ziek, er werd wervel-TBC geconstateerd. Hij is toen zomer 1936 een tijdje in Putten op de Veluwe geweest, in "Huize De Vuurdoorn". Dat hielp echter niet genoeg en er werd besloten dat hij enkele maanden naar het Nederlands Sanatorium in Davos in Zwitserland zou gaan. Die tijd vond Sjoerd niet de leukste uit zijn leven. Wel begon hij daar, tussen patienten uit de hele wereld, postzegels te verzamelen (velen deden dat daar). Vanwege de TBC ging hij later nooit laat naar bed, dronk slechts bij hoge uitzondering een bier of een glas wijn, en rookte niet. Frieda deed hetzelfde.


Trouwfoto Sjoerd en Frieda.
Rechts: Mr Duleix van de registration civique, de getuige Leda Varney uit de USA, en links de andere getuige, Juliette Rubin.

Na Davos volgde een nakuur in Leysin (Vaud, CH) met een nieuwe behandeling, liggend in een beugel om scheefschroei van de rug tegen te gaan. Vanuit Nederland is hij op een brancard in de trein naar Zwitserland vervoerd. Het verblijf in Leysin, in een apartement in "Les Collonges", begon eind 1936, en Frieda zou mee gaan. Ze besloten daarom te trouwen. De formaliteiten daartoe konden echter vóór de reis naar Leysin niet meer hun beslag krijgen, maar trouwen in Leysin kon wel. Sjoerd en Frieda hebben daar, zo vertelde moeder dikwijls, met een stem alsof ze je in een geheim inwijdde, "enkele weken ongetrouwd samen gewoond". De trouwerij was op 24 december, Sjoerd in bed (in "trouwpyama") en Frieda, de getuigen (ook patienten) en de ambtenaar ernaast.
In Leysin leerden ze mensen van overal uit de wereld kennen. Het postzegelverzamelen werd hier zeer intensief en deze liefhebberij zette hij zijn hele leven voort (hij probeerde die later ook op zijn zoons over te dragen). Met vele ex-patienten is nog jaren daarna gecorrespondeerd. Sjoerd en Frieda leerden daar natuurlijk vloeiend frans spreken. Later, met de kinderen, gingen Sjoerd en Frieda in de vacantie graag naar frans-talige gebieden.

Ze verlieten Leysin in september 1938. Sjoerd werd in Groningen assistent in de dermatologie van het Academisch Ziekenhuis, bij Prof. Zurhelle. In dit specialisme zou geen nachtdienst nodig zijn (een keuze ook om te veel lichamelijke inspanning, zoals door nachtdienst, te vermijden). Frieda werkte weer enige tijd als verpleegster. Ze woonden aan de J.C.Kapteijnlaan 25. Vanwege het kleine bed werkte Frieda vaak 's nachts en sliep overdag. Daarna volgden nog drie maanden in Leysin (januari - maart 1939). Op de terugweg naar Nederland bekeken ze uitgebreid Parijs. Van mei tot juli woonden ze in de Josef Israelsstraat, dicht bij Frieda's broer Jan (die aan de H.W. Mesdagstraat woonde). In augustus zijn ze verhuisd naar de woning Korreweg 242a.

Toen in mei 1940 de oorlog uitbrak (en Duitsland ook Nederland had bezet) ging het leven eerst toch min of meer gewoon door. Het werk in de kliniek voor dermatolgie betekende ook onderzoek. Er zijn in 1942-43 enkele publicaties van Sjoerd's hand over het effect van zwavel bij de behandeling van geslachtsziekten verschenen (zie de "knipsels en fotos"). Later kregen, met medeweten van Prof. Zurhelle, mensen verklaringen over hun (fictieve) ongeneeselijke ziekte mee, opdat ze niet met de "Arbeitseinsatz" naar Duitsland gestuurd hoefden te worden.
In de Korreweg tijd zijn de zonen Klaas (1941) en Johan Auke (1943) geboren.

In 1944 kon Sjoerd de praktijk van Dr F. van Wering aan de Noorderhaven 40 overnemen en hij werd zelfstandig huidarts. Links naast de statige voordeur kwam een marmeren plaat met naam en beroep (foto).
Daaronder, op een aparte marmeren plaat, stonden de tijden van het spreekuur, van 11 - 14 uur. Het telefoonnummer was 23324. Op 14 September was de verhuizing naar de Noorderhaven, met paard en wagen, want de duitse bezettingsmacht had alle autos gevorderd.
Het huis was een oud handels- en zakenpand met puntgevel aan de vroegere havenkade: op straat niveau was heel vroeger een kantoor en wat opslag, daarboven wonen en slapen, en helemaal boven weer pakhuis ruimte. Aan de achterstraat, de Hoekstraat, was een achterhuis met eigen trap, van het voorhuis gescheiden door een binnenplaats.
Nu, als huis met artsenpraktijk, waren op de begane grond de kamers van de praktijk, met voor een studeerkamer, dan de onderzoeks- en laboratoriumkamer. De binnenplaats was met glas overdekt en vormde, aansluitend aan de onderzoekskamer, de spreekkamer. De verbinding van die twee bestond uit twee grote boog openingen. In het achterhuis was de wachtkamer. Boven werd aan de voorkant gewoond, de kamer had twee ramen geflankeerd door twee &quit;uitkijkramen" (zie foto), achter in het voorhuis was de eetkamer. Via een in de winter heel koud gangetje was er rechts een verbinding met de keuken in het achterhuis, en voorbij de keuken waren nog enkele kamertjes. In het voorhuis was de bovenste (pakhuis-) verdieping ingericht tot slaapafdeling, met een slaapkamer voor, een slaapkamer achter, en aan de zijkant onder het scheve dak een ruimte die als badkamer diende.

In April 1945 naderden canadese legereenheden Groningen, om stad en land van de duitse bezetters te bevrijden. Er werd aan de Noorderhaven geschoten en het gezin zocht een veilige plaats onder een zware tafel in de onderzoekskamer, midden in het voorhuis. Op een van de avonden ging iedereen naar boven, naar de kinderslaapkamer, om uit de raampjes naar de rode gloed van de door de duitse toepen in brand gestoken 17de en 18de eeuwse huizen aan de Grote Markt te kijken.

De toegang tot de wachtkamer was in de eerste jaren via een deur in de Hoekstraat, de achterstraat parallel aan de Noorderhaven. Daar was een deur die via een portaaltje toegang tot die kamer gaf. Tegen het einde van het spreekuur ging Frieda naar de wachtkamer om de naam van de laatst binengekomen patient te vragen. Die werd nog geholpen, wie daarna kwam moest tot na de middagpauze wachten.

Over de daken heen kon je de Martinitoren zien: "hai stait er nog...".

Na de bevrijding keerde het leven geleidelijk terug naar normaal. Er was in de jaren na de oorlog veel werk voor een dermatoloog (schurft, geslachtsziekten, enz.). Sjoerd maakte lange dagen en Frieda hielp zo nodig in de pratijk. Het spreekuur begon nu om 8 en liep tot 9 uur en dan van 11 tot 12 uur. Vaak was de laatste patient om 12 uur nog niet door Sjoerd gezien. In de middag was het spreekuur van 1 tot 2. Daarna was er tijd voor patienten op afspraak. Soms ook deed Sjoerd huisbezoeken, en hij ging naar het Diaconessen ziekenhuis om daar patienten te behandelen, altijd op de fiets om er even echt uit te zijn.

In de tijd aan de Noorderhaven is de derde zoon Sjoerd geboren.

Kinderen: 1941 Klaas, 1943 Johan Auke, 1946 Sjoerd.
    (Toen Klaas 25 was, heeft hij officieel als tweede voornaam "Sjoerds" laten toevoegen.)

De voor de kinderen gekozen namen volgen de traditie.

De oudste broer van Sjoerd, Ynse, woonde in die jaren met zijn vrouw Tite aan het Bernoulliplein in Groningen. Ynse was een hobby filmer, en hij had, ook in de oorlog, nog filmpjes. Kort na de geboorte van elk der kinderen van Sjoerd en Frieda heeft hij een filmpje gemaakt. Zie filmpje Klaas (1941) (ongeveer 2 min., 42 Mb), filmpje Johan (1943) (ongeveer een minuut, 30 Mb), filmpje Sjoerd (1946) (ongeveer 3/4 minuut, 17 Mb). In het tweede en derde filmpje zijn ook de eerdere kinderen te zien.

De eerste zoon is genoemd naar vaders vader, de tweede zoon naar moeders vader (hier met de toevoeging Auke vanwege Auke Lettinga, die in Sjoerd's jeugd veel voor hem betekent heeft), de derde zoon naar de vader zelf.

Vanwege dat grote huis, drie kinderen, en af en toe helpen in de praktijk, had Frieda steeds inwonende hulp in de huishouding. Deze meisjes gebruikten een kamer in het achterhuis. Bijna alle kamers van het huis werden verwarmd met kolenkachels. Het kolenhok was onder het achterhuis, in de kelder, met toegang via een trap. Het was een heel gesleep met kolen naar al die kachels....

In 1950 werd het pand Heresingel 7 te Groningen gekocht. Daar, aan "de Singels", hadden veel artsen hun praktijk. Sjoerd bleef daar de rest van zijn leven wonen en werken. De marmeren naamplaat verhuisde mee. Het huis werd verbouwd (het sous-terrain en de woonverdieping) om het als praktijkhuis geschikt te maken. Architect Jan Jager aan de Ubbo Emmiussingel, Frieda's broer, maakte de bouwtekeningen. En er werd een schuurtje voor fietsen en tuingereedschap neergezet. Sjoerd verzorgde de achtertuin zelf, hij wilde altijd graag buiten zijn, iets doen wat aan zijn jeugd op de boerderij deed denken. Naast het huis is in 1954 voor de toen gekochte auto een garage gebouwd. Het huis had centrale verwarming, gestookt met cookes. De kachel stond in het stookhok dat naast de voordeur aan het huis gebouwd was en bovenop het aan de eetkamer aansluitende balkon had. De cookes werd door een luik in het balkon in de silo van het stookhok gestort.

Begin jaren 50 had Sjoerd overgevoeligheid voor nieuwe soorten wasmiddelen ontdekt. Hij deed vele tests aan patienten (o.a. met een UV lamp) om de irriterende stof te vinden. Hij maakte dat in 1958 en 1959 in twee voordrachten bekend. In de eerste voordracht, in mei 1958, berichtte hij daarover voor de Ned. Vereniging van Dermatologen op een bijeenkomst in het Acad. Ziekenhuis te Groningen. In 1959 herhaalde hij dat in "de Faun" te Groningen voor de afdeling Hunsingo-Fivelingo-Westerkwartier van de "Kon. Ned. Maatschappij tot Bevordering der Geneeskunst" (berichtje uit Medisch Contact, 19590327, p.199). Ook ontdekte hij in die tijd een stof in Planta-margarine waarop vele mensen met een allergische reaktie kregen.

Met de praktijk moest ook de patienten administratie gevoerd worden. Voor elke patient was er een kaart, waar Sjoerd het gebeurde op schreef. De declaratie van de behandelingen bij de ziekenfondsen werd, met Sjoerds hulp, door Frieda gedaan. Aan het einde van elk kwartaal werd de grote tafel in de woonkamer ontruimd en lag dan enige tijd vol met patienten-kaarten, kaartjes en papieren. Voor de privé patienten werd dan door Sjoerd de rekening klaargemaakt.
Sjoerd heeft in de loop der tijd de spreekuren enkele keren aangepast, zeker ook toen de hoeveelheid huidziekten (met de toegenomen welvaart) afnam. Wel begon hij altijd vroeg, om mensen die niet (lang) van hun werk vrij wilden nemen ter wille te zijn. Ook was hij altijd bereid op afspraak patienten zaterdags vroeg te ontvangen. En hij had enkele jaren een kort "avondspreekuur" (op afspraak) voor geslachtsziekten.
De praktijk, aan de Heresingel aan de zuidkant van het stads centrum, lag tamelijk dicht bij de "rosse buurt". Sjoerd was zeer ruimdenkend in bijna alles, ook als het om de sexualiteit ging (over dat thema had hij vele boeken, die hij ook uitleende). Wellicht ook daarom had hij meerdere der "dames" als patient. Ook gaf hij gedurende enige tijd cursussen over hygiëne en hij deed aan sexuele voorlichting.
Vaak moest Sjoerd bij patienten iets wegsnijden om het door het Pathologisch-Anatomisch Laboratorium van het Academisch Ziekenhuis te laten onderzoeken. Frieda bracht dat daar meestal heen, later deden de zoons dat. Het materiaal zat in een glazen stopflesje met formaline, in een doosje. Dat flesje was kennelijk een keer gebroken, en Sjoerd had het met dik plakband weer aan elkaar geplakt; het was kennelijk gelukt! Het flesje en het met plakband verstevigde doosje waren helemaal groezelig door het vele gebruik.

Sjoerd en Frieda hadden bewust geen zin zich in het wereldje van specialisten en vermogenden te begeven, hun sociale leven was dus huiselijk met bezoek van en aan vrienden.
Tot de engere vriendenkring hoorden de zussen Nellie en Liedje Kremer (de eerste deed heilgymnastiek en massage, de tweede was onderwijzeres op de Borgmanschool), hun nichten de zussen Martje en Dien Alderts (de eerste lerares, de ander onderwijzeres), en Ben en Rie Schaap (hij was directeur van het gemeenschappelijke strokarton verkoopbureau en kreeg veel brieven met postzegels). Deze zes vrienden woonden aan weerszijde van de Balistraat. Dan natuurlijk Jo en Jan Schober. Jo kwam elke week, vaak al 's middags, om met Frieda quatre mains te spelen, Jan kwam dan na zijn praktijk werk. Verdere vrienden waren Kor Lijffering (studiegenoot, was legerarts geworden in Assen maar woonde in Groningen), en Immy en Be Hovinga (Frieda's vriendin uit de ziekenhuis tijd, hij was directeur van het bedrijf dat de Winschoter Courant produceerde). De diverse buren aan de Heresingel kwamen geregeld op bezoek. Vaak ook gingen Sjoerd en Frieda naar Pietersbierum, met de kinderen (maar later zonder), naar Sjoerd zijn ouders, en naar zijn broer Auke op de boerderij. Op zo'n reis gingen ze ook vaak in Leeuwarden bij broer Ynse en vrouw Tite langs; hij was daar notaris. Frieda haar ouders waren in 1945 en 1947 gestorven. Frieda haar broer Jan (architect in Groningen, met vrouw Tiny) zagen ze vaak, die woonden in Groningen op de volgende singel. En ze gingen soms naar Frits (en Zus) die de borstelfabriek in Sappemeer verder bedreef. Af en toe bezochten Frieda en Sjoerd haar neef Heinrich Wiesenhan en zijn vrouw Hildegard in Bunde, over de grens bij Nieuwe Schans.

Al spoedig na de oorlog ging het gezin in de vacantie naar een zomerhuisje op Vlieland. Dat hebben ze enkele jaren gedaan. Later, met de in 1954 gekochte auto, kwamen er reizen naar Frankrijk en frans Zwitserland. Die reizen duurden meestal drie weken. Ze bestonden uit drie delen: de heenweg met cultuur, dan een periode aan een strand, tenslotte vlot weer naar huis. Meestal werd er gekampeerd, iets wat Sjoerd heel fijn vond, Frieda gunde Sjoerd dat. Nog weer later volgden reizen naar Scandinavië.

Sjoerd en Frieda hadden een brede culturele belangstelling. Ze bezochten vaak de kunst en schilderijen tentoonstellingen van "Cultura", ze gingen naar de concerten van de "Groninger Orkest Vereniging" (GOV), en naar musea. In de loop der jaren konden Sjoerd en Frieda een en ander aan antiek en schilderijen (schilders van "De Ploeg") kopen. Sjoerd bezocht ook de voordrachten van het "Natuurkundig Genootschap". En ze lazen veel, Sjoerd over geschiedenis en politiek, Frieda ook, maar zij las meer romans, vooral historische, soms ook in het frans, vaker in het engels. En Frieda dweepte, al sinds haar jeugd, met russische schrijvers.


Kop van receptenbriefje; nieuw telefoonnr.

De praktijk leverde een ruim inkomen. Af en toe kochten ze kunst, schilderijen van schilders van De Ploeg. Op zaterdag of zondag maakten ze 's middags vaak een wandeling door de stad, vooral langs het Zuiderdiep, waar veel antiquariaten waren. Ook daar werd af en toe wat gekocht.

Frieda had in haar jeugd een hond gehad, en vond het fijn er weer een te hebben. Het was ook "goed voor de kinderen". Al aan de Noorderhaven kwam er een hond. Later, aan de Heresingel, was er Lassie, een witte hond met wat langere haren. En tenslotte was er Tjoepie, een beige hondje, dat veel trilde. Was dat van de kou of van de zenuwen?

De levensmiddelen bestelde Frieda altijd bij die kruidenier in de Korrewegbuurt, die ze 1938-1944 had leren kennen. Ze bestelde per telefoon en de waar werd dan één keer per week gebracht. De melkboer kwam door de straat. Maar na enkele jaren aan de Heresingel ging ze geleidelijk over op de winkels in de Steentilstraat (bakker Crebas, slager Mollema, en de kruidenier Albert Heijn).

Frieda kookte overwegend eenvoudige maaltijden. Standaard was aardappels, groente en vlees, meestal "runderlapjes". Ze gebruikte vrijwel nooit uien in het eten, de patienten zouden dat eens aan Sjoerd of in de gang kunnen ruiken. Twee keer per jaar kon Sjoerd Frieda overtuigen om "siepelsaus" te koken (gestoofde uien in saus). Dat gebeurde dan op een zaterdag. Na elke maaltijd was er een toetje, meestal yoghurt voor de bijna altijd hongerige zoons.
Op zondag was er biefstuk, Sjoerd wilde die half gaar gebakken hebben. En dan bestond het toetje uit een pudding, griesmeel of iets anders, gemaakt in een speciale vorm van steengoed (druiventros, vis). Daar kwam dan bessensap als sausje overheen. Soms maakte ze een "poffert".
Met oudejaar bakte Frieda altijd "kniepertjes" ("knijpkoekjes" uit een rond wafelijzer). Ze zat dan aan het gasstel te tellen hoe lang het ijzer boven de vlam moest zijn, 20 tellen aan de ene kant, 15 aan de andere. De kinderen hielpen daar later ook aan mee.

In de tijd dat neven de Boer in Groningen studeerden, kwamen ze elke week een keer aan de Heresingel eten. Neven die zo in huis kwamen waren Klaas Ynses (studeerde notariaat), Klaas Aukes (Landbouwschool), en Theunis Y (notariaat). Theunis kwam zeker ook om piano te kunnen spelen, hij was goed in jazz muziek, in swing. Han heeft veel van hem geleerd.

Sjoerd was overtuigd "mennist". En zo werd hij al spoedig in de kerkeraad gekozen van de Doopsgezinde kerk aan de Boteringestraat. Er waren ook regelmatig bijeenkomsten van mennisten aan de Heresingel. Maar later trok hem het buitenzijn (zie onder) vooral op zaterdag en zondag meer, hij vond het met de kerk wel genoeg. Wel bleef hij nog jaren in het bestuur van het Doopsgezind Gasthuis aan de Butjestraat.
Sjoerd had een goede band met het Diaconessenhuis. Hij had daar regelamtig patienten maar was ook op andere manieren bij het wel en wee van die inrichting verbonden.

De voorganger in de praktijk, Dr F. van Wering, bezat een buitenhuisje bij Schuilingsoord, ten zuiden van Zuidlaren. Daar mocht het gezin 's zomers gebruik van maken. Het huisje lag in een perceel bos en heide van 11 ha. De kinderen konden daar heerlijk spelen. Sjoerd werkte dan vaak nog, Frieda en de kinderen bleven in "van Werings Bos". Sjoerd ging ging op de fiets de 17 km heen en weer (maar kwam dan niet elke avond naar Schuilingsoord). Als een soort van tegenprestatie voor het gebruik deed Sjoerd daar (in overleg) een deel van het onderhoud (verven, omgevallen bomen wegwerken, enz.).

Sjoerd verzorgde de achtertuin aan de Hersingel zelf. Op zeker moment kreeg hij het idee om bijen te gaan houden. Hij schafte enkele volken en de nodige uitrusting aan. Na de voorjaars bloei stond hij dan, in imkerspak en door rook omgeven, de honingraten er uit te halen. Frieda deed het slingeren van de honingraten. Van het voorraadje genoot Frieda ook, ze deed dan vaak een lepel honing in de koffie. Maar de bijenvolken werden later (zie hierna) naar de Bulten verhuisd, waar de opbrengst aan honing klein was.

Toen een zoon van van Wering dichtbij kwam wonen en het zomerverblijf ging gebruiken, voelden Sjoerd en Frieda zich daar "te veel". Na enkele jaren zonder buitenverblijf vonden ze (en kochten ze mei 1962) "de Bulten", tussen Westlaren en het Noordlaarder Bos, aan de rand van de "Vijftig Bunder", met vacantie huisje. Het geheel was ruim 4 ha groot, bos en weiland, grenzend aan de Drentse Aa. Daar gingen Sjoerd en Frieda bijna elk weekeinde (met goed weer) heen.

Later in de jaren 60 werd de praktijk wat rustiger.

Sjoerd vond toen met Frieda meer tijd om aan genealogie te doen. Omdat de grafsteen van de alom bekende en gewaardeerde voorouder dominee Schuiling in Oude Bildtzijl (1783-1871) in verval was geraakt, kwam het idee naar voren om geld in te zamelen voor herstel. Daartoe moesten de nazaten gevonden worden. Deze hele actie leidde tot het "Schuilingboek", samengesteld door twee nazaten, S.K. de Boer en P. Willems, dat op een Schuiling reunie in Sint Annaparochie mei 1973 aan alle nazaten werd gepresenteerd.


Sjoerd aan zijn bureau in de spreekkamer (1975). Voor nog enkele fotos zie praktijk.

Eind jaren 60 kreeg Sjoerd een lichte hartaanval. Dat liep goed af maar sindsdien nam hij bloedverdunners. Ondanks dat volgden nog enkele aanvallen. Eén kwam toen hij na bezoek aan een patient in het Diaconessenhuis in de garderobe zijn jas ophaalde. Gelukkig werd hij snel gevonden. Een andere kwam achter het stuur van de auto toen hij op een zaterdag alleen van De Bulten op weg naar huis was. Hij had het geluk dat een hem bekende arts achter hem reed. Dit alles weerhield hem er niet van dat te doen waar hij zin in had.

Frieda hield van handwerk, met naald en draad. Kleren maakte ze niet, maar ze borduurde graag.


Kleed met de levensloop van Sjoerd en Frieda; door Frieda geborduurd.

Ze maakte een voorouderlap, waar meerdere generaties verticaal waren afgebeeld. Midden jaren 50 vatte ze het plan op een vloerkleed te knopen. Ze kocht een grote lap stug vlechtwerk als basis en wol in de kleuren rood-bruin en okergeel. De woldraden werden doorgehaald en over een plastic spatel op lengte gebracht en vastgeknoopt; als de draad op was, was ook de spatel vol en kon de rij lussen doorgeknipt worden. De zoons werden aangespoord ook bij te dragen, anders zou het werk veel te lang duren. De aansporing leverde wel iets maar niet veel op. Het kleed, dat dik en warm was, kwam in de "voorkamer" aan de Heresingel te liggen. Het heeft de latere verhuizingen van Frieda meegemaakt en had uiteindelijk een grote versleten plek, daar waar Frieda haar stoel bij de grote tafel had. Voor elk van de kleinkinderen heeft ze een kleed met ieders levensloop geborduurd. En ze borduurde een kleed met de levensloop van haar en Sjoerd (zie foto van dat kleed; grote versie is 1 Mb).

In maart 1976 droeg Sjoerd de praktijk over; zijn opvolger zette die voort in het Diaconessenhuis.
Sjoerd stierf in 1977, thuis, "temidden van zijn bezigheden". Hij is gecremeerd en de as werd bij het crematorium in een urn bewaard tot ook Frieda overleden zou zijn.

Het werd nu echt stil in het huis aan Heresingel 7.
In september 1978 reisde Frieda naar zoon Klaas (met gezin) in Madison, USA, die daar maart dat jaar naar toe waren verhuisd. Ze gebruikte die reis zeker om ook Leda Varney, de getuige bij haar huwelijk in Leysin, in Colarado Springs te bezoeken. Later bezocht ze hen in Tübingen (D), Herstmonceux (GB) en ten slotte in Rheinbach en Morenhoven (bij Bonn, D).
Frieda ging ook vaak bij zoon Sjoerd (met Meggy) en hun kinderen op bezoek, eerst in Utrecht, later in Winsum (Gr) en Opeinde (Fr).
Zoon Han was getrouwd, maar weer gescheiden en leefde op zichzelf, in Zuidwolde (Gr). Hij ging het beheer over De Bulten voeren, ecologisch verantwoord.

Na enkele jaren alleen in Heresingel 7 ging Frieda een paar kamers aan studenten verhuren. Daarna verhuisde ze naar een etage woning op Heresingel 3. Tenslotte verhuisde ze naar Drachten, naar een flat. Omstreeks 2000 had ze steeds vaker hulp nodig, die door de jongste zoon Sjoerd en zijn Meggy gegeven werd.
Frieda overleed, na nog 3 jaar in een verzorgingshuis, in 2005, 97 jaar oud.

Enkele jaren na Frieda's overlijden hebben de oudste zoon Klaas en zijn dochter Marel de as van Sjoerd en Frieda volgens hun wens aan de Pietersbierumer zeedijk tegenover "de pleats" (waar Sjoerd zijn jeugd had doorgebracht) uitgestrooid.

Op wie leken Sjoerd en Frieda?   Frieda karakteriseerde de familieleden in een gesprek in 1980.
Sjoerd leek vooral op zijn moeder, Trijntje Hoogland, in uiterlijk en qua karakter. Maar ook zijn broers Ynse en Auke leken op haar.
Frieda lijkt op haar moeder Tallina Wiesenhann, wellicht nog duidelijker op haar grootmoeder Antje Mulder.
En dan de zoons: Han lijkt op grootvader Klaas, Sjoerd op vader Sjoerd en dus eerder op Trijntje Hoogland. Klaas lijkt in uiterlijk op Frieda en qua karakter op vader Sjoerd.

Herinneringen van kleindochter Marel aan Oma Frieda (opgeschreven januari 2018):
Toen ik haar eens aan Heresingel 7 in de tuin zag werken met een broek aan zei ik: "Een broek staat je leuk Oma, doe toch vaker een broek aan". Ze antwoordde: "Ik vind dat mensen zich naar hun leeftijd horen te kleden, dus ik ga geen broek dragen!"   Elk jaar voor Oudjaar bakte ze aan Heresingel 7 knijpkoekjes. Daar deden wij aan mee, in de keuken, met het knijpkoekjesijzer boven de gaspit. Ze had er een aftelrijmpje bij om precies de goede gaartijd te bereiken.   Ze heeft eens op Josine en mij gepast, in Tübingen. Ik had een proefwerk "Erdkunde" te leren en ik zag er nogal tegen op. Dat merkte ze en ze ging met mij aan tafel zitten om door de stof te gaan. Ze leerde me allerlei "ezelsbruggetjes" om al die feiten te kunnen onthouden. Met veel success, ik scoorde het hoogst mogelijke cijfer!   Wij waren bij haar op bezoek, aan Heresingel 3, Pap en Mam waren even met Josine de stad in. Ik bleef bij Oma om met de poppen te spelen terwijl Oma op haar stoel een middag dutje zou gaan doen. Voordat ze ging rusten vroeg ik: "Hoe weet ik wannner je weer wakker bent?" Ze antwoordde: "Als ik mijn voeten beweeg ben ik wakker". Dit wist Klaas niet! Toen Pap, Mam en Josine weer terug kwamen begroette ik ze met normale stem. Klaas zei: "Shhhh moeder slaapt nog". Ik zei: "Nee hoor, kijk maar, ze beweegt haar tenen/voeten."   [Als Oma Frieda in een stoel zat bewoog ze altijd haar voeten. Klaas deed dat later ook]

Terug naar de kwartierstaat van Sjoerd en Frieda.
Naar de "knipsels en fotos".

SKdB: Sjoerd heeft zelf herinneringen aan en gevoelens uit zijn jeugd opgeschreven. Die notities vormden de essentiele basis voor de boven gegeven beschrijving van zijn jeugd. Uit zijn aantekeningen zijn enkele zinnen letterlijk overgenomen.
Deze levensbeschrijving is verder gebaseerd op herinneringen van zoon Klaas en aan verhalen zoals die verteld zijn, aangevuld met herinneringen van zoon Sjoerd.

(2019.04.12)     begonnen 2013   ks11m.html