In 1594 belegerde Prins Maurits de stad Groningen
om ook dit noordoostelijke gewest bij de Verenigde Nederlanden te brengen.
Het leger had het kampement aan de zuidzijde van de stad,
tussen de stadswallen en Helpman
(zie rechts: prent van Hoogenberg; verkregen via Tresoar).
Voor de ligging van Helpman (Helpen) zie het kaartje onder.
Het lukte Maurits de stad te veroveren
en er werd een Nassau-gezind bestuur aangesteld.
Deze gebeurtenis wordt "de reductie van Groningen" genoemd.
Door deze reductie werd het mogelijk alle bezittingen van de
(katholieke) kerk te confisceren (te "nationaliseren").
De provincie kreeg zo alle kloosters
en de daarbij behorende landerijen in bezit.
Dit bezit werd ten dele te gelde gemaakt, ook om de krijgskosten te betalen.
Meerdere kloosters zijn toen afgebroken en de stenen verkocht.
De landerijen werden rechtstreeks door de provincie aan boeren verhuurd,
boeren die daarom "provinciemeier" genoemd werden.
|
Een "provincieplaats" is een voormalige kloosterboerderij in bezit
van de provincie "Stad en Lande".
Een "provinciemeier" is de gebruiker van een provincieplaats.
Rotger zowel als Lambert huurden dus een boerderij op de
terreinen van het "voormalig" klooster te Essen
ten zuidoosten van Helpman, ten zuiden van Groningen.
Het kaartje geeft een detail van de kaart van Groningen
(Blaeuw/Wicheringe ca.1635).
De kaart is gemaakt na de "grote uitleg" van de vestingwallen
van de stad.
Er zijn geen geboorteregisters van Groningen van voor 1640 bewaard gebleven.
|