De meeste fotos in dit essay zijn met toestemming ontleend aan oudtzummarum.nl/pietersbierum.htm De originelen van de fotos zijn via die website te bereiken. Van een enkele foto is hier slechts een gedeelte gebruikt. En niet alle hier gebruikte fotos zijn uit de 19de eeuw.... |
De weg van Ynse en Klaas van de boerderij naar school en terug
Ynse en Klaas waren de zoons van Sjoerd Ynses de Boer en Lieuwkje
Heerkes Hibma.
Van beide ouders was de eerste echtgenoot overleden.
In 1871 waren ze hertrouwd, ze waren toen beide 40 jaar.
Sjoerd was daarna boer geworden bij zijn schoonvader,
Heerke Attes Hibma,
en had hem, twee jaar later, na Heerkes overlijden, opgevolgd.
Die boerderij was de eerste aan de weg van Pietersbierum naar Wynaldum.
Sjoerd en Lieuwkje kregen spoedig de zoons Ynse (*1872) en Klaas (*1873).
De weg naar Pietersbierum was nog niet zo lang geleden verhard en werd de Pûndyk genoemd. Voor Ynse en Klaas was dat fijn, zo werden ze op weg naar school in slecht weer niet al te modderig. Het dorp was goed te zien. De bomen op de terp en de hoge kerktoren. Die toren was net nieuw. De kerk had het na de grote brand van 1843 zonder moeten doen. Bij de bouw vorig jaar hadden ze vaak staan kijken, maar nu was alles klaar. De weg had twee scherpe bochten.
Ze slingerden wat met hun schoolzak.
Daar zaten een paar schriften in, een potlood,
en een trommeltje met een paar boterhammen.
De weg boog licht naar rechts, omhoog de terp op.
Bij het huis rechts begon het dorp pas echt.
Het tweede huis rechts was de herberg met uithangbord.
Ze wisten dat vader Sjoerd daar als koopman uit Midlum
vaak eens heen was gegaan.
En dat hij op het Breed Plak in Pietersbierum Lieuwkje had leren kennen,
die daar als weduwe een winkeltje dreef.
Op het uithangbord van de herberg stond "PAS VER EN RUST WAT".
De jongens vonden dat maar een rare zin.
Ze groetten de herbergierse vriendelijk.
Enkele kinderen liepen voor hen uit, die waren ook op weg naar school.
Dichterbij gekomen blijkt het een oude wagen te zijn. Niets bijzonders dus. Dan zegt Klaas: "Ynse, we moeten Mem haar schoenen nog naar de schoenmaker brengen". Dus gaan ze een beetje terug, de straat in. De schoenmaker zit in het eerste huis vanaf het Breed Plak, naast de doorgang naar het kerkhof.
Terug op het Breed Plak zien ze dat de smid net de grote deuren open gedaan heeft, het vuur van de smederij gloeit al. Voor de smederij staat de hoefstal ("njidstâl") waar de smid een paard, dat nieuwe hoefijzers moet krijgen, in vast zet. De hoefstal staat recht voor het huis van de Hibmas, het huis met de kleine ruitjes, aan de noordkant van het Breed Plak, waar moeder Lieuwkje een tijdje gewoond heeft. En links van het Hibma huis staat het huis waar Meester Faber woont. Maar die zal al wel in de school zijn. Meester Faber, sinds 1855 in Pietersbierum, is getrouwd met Reintje Lourensz, de dochter van de vorige schoolmeester, Folkert Ulrichs Lourensz, die in 1855 met pensioen ging en twee jaar later stierf (zijn vrouw stierf in 1861).
Het is stil geworden op het Breed Plak. Kinderen zijn niet meer te zien.
Meester Faber staat geduldig voor de klas.
Hij heft zijn stokje.
Nee, niet om te slaan, maar om het eerste lied in te zetten.
De kinderen zingen veel.
Meester Faber doet veel aan muziek.
Misschien wel te veel en blijft het leren wat achter.
Meester Faber geeft ook les in muziekinstrumenten.
Ynse gaat daar al heen en leert fluit spelen.
Klaas wil binnenkort op de viool.
Nu laten we de kinderen en de meester in school doen
wat er zoal in school gedaan moet worden.
De kinderen mogen tussen de lessen door ook even buiten spelen. Daar komen Klaas en een vriendje aangelopen. Ze gaan de weg op naar het zuiden, even buiten het dorp kijken.
Als Meester voor deze dag, na nog wat zingen, klaar is met lesgeven,
Ze moeten nog naar het winkeltje, op de westkant van het Breed Plak, recht tegenover de smid. Ynse geeft daar een briefje van Mem af met enkele bestellingen.
Tenslotte gaan ze de schoenen van Mem bij Schoenmaker ophalen. En nu de straat in naar beneden, naar onderaan de terp en dan de weg op richting Wynaldum.
Ineens zegt Ynse: "Ik heb zin in morgen!". Morgen zullen ze naar Harlingen gaan. Met Omke Gerryt en Moeike Aafke van de boerderij aan de Âlddyk. Die zullen Ynse en Klaas afhalen met de koets, met pleegdochter Minke, de dochter van Heit uit zijn eerste huwelijk. Misschien gaat ook Folkert, de zoon van Mem uit haar eerste huwelijk mee. "Ik wil dan naar de schepen en de sluis kijken", zegt Klaas. Ynse antwoordt: "Maar ik wil naar de Zuiderhaven, daar zijn zulke mooie grote zeilschepen!"
En zo lopen ze de oprit van de boerderij op terwijl Ynse met de gerepareerde schoenen naar Mem zwaait.
Klaas Sjoerds de Boer, 2014.06.05 Pietersbierum1880.html